Thema en motieven: Waar gaat het verhaal eigenlijk over? (dood, vriendschap, macht, eenzaamheid, ...) Kun je literaire motieven aanwijzen? Kun je leidmotieven aanwijzen?
Slide 5 - Tekstslide
Wie vertelt het verhaal?
Perspectief: Vanuit welk perspectief wordt het verhaal verteld? (auctoriaal, personaal, ik-perspectief, wisselend) Welk effect heeft dat op de betrouwbaarheid van de verteller? Met welk personage leef je mee?
Personages: Is de hoofdpersoon een statisch of een dynamisch personage? Wat is de relatie tussen de personages?
Slide 6 - Tekstslide
Hoe wordt het verteld?
Spanning: Is er vooral sprake van intellectuele, emotionele of morele spanning? Op welke manier wordt spanning opgewekt?
Tijd: Hoe lang is de verteltijd? Hoe lang is de vertelde tijd? Zijn er tijdsprongen, flashbacks, flashforwards, synchronie?
Ruimte: Hoe ziet de de ruimte eruit? Welke sfeer hangt er?
Is er sprake van stemmingsverhoging of van contrastwerking?
Slide 7 - Tekstslide
Wat wordt er verteld?
Terug naar de titel: Welke functie heeft de titel? A. naam of bijnaam van de hoofdpersoon noemen B. kern van het boek weergeven (thema/grondgedachte) C. een detail noemen dat symbolische waarde krijgt D. ironiserend zijn (je op het verkeerde been zetten)
Zijn je verwachtingen uitgekomen? --> kerngedachte
Slide 8 - Tekstslide
De scheiding - K. van Kooten
Is dit een betrouwbare verteller?
Wie komt er sympathieker over, de vrouw of de man?
Formuleer de kerngedachte.
Slide 9 - Tekstslide
Proeftoets
Tafels in toetsopstelling.
Klaar?
Blad op de hoek van je tafel
Werk aan je boekverslag (lezen/leesautobiografie)
timer
45:00
Slide 10 - Tekstslide
Doel
ik weet wat ik moet leren voor de toets (toetsweek 1)
ik kan alle behandelde begrippen zelfstandig toepassen
Wat gaan we doen? (50 min)
Proeftoets nakijken 15 min.
Proeftoets bespreken 15 min.
Verhaal + vragen 15 min.
Doelen bereikt? 5 min.
Slide 11 - Tekstslide
resultaten proeftoets
Je krijgt een willekeurige toets. Wees streng, maar rechtvaardig.
Daarna krijg je je eigen toets; kun je beargumenteren waarom je ergens nog extra punten verdient?
contrastwerkend: hoogzomer, fel licht, warm, ... (2 pt)
ja/nee, want die beschrijving geeft aan dat de hoofdpersoon zich gevangen voelt / niet heel ver vooruit kan of wil kijken (2 pt)
ja (1 pt)
Slide 13 - Tekstslide
voorbeeldantwoorden 6-10 (9 pt)
6. minder dan een dag, mogelijk maar één uur of nog minder + uitleg (2 pt)
7. 'Zijn blik bleef onbeweeglijk voor hem uit gericht.' + de zin(nen) erna (1 pt)
8. Allen: dynamisch; hij maakt een keuze en verandert van slachtoffer in dader (3 pt) De man: statisch; je ziet hem eigenlijk alleen als dreigende stem Het stiefzusje: statisch; treiterend, ziet eruit als een popje
9. Wraak / macht / huiselijk geweld; bloed ('Je bloedt helemaal', 'Rupsen hebben ook bloed', 'het donkere, reeds tot stilstand gekomen stroompje') (2 pt)
10. Het verhaal is mogelijk een wraakfantasie van de verteller; hij herinnert zich een gewelddadige (stief-)vader en een vervelend zusje, tegen wie hij zich achteraf graag verzet zou willen hebben. In de (fictieve) werkelijkheid deed hij niets tegen de mishandeling. (1 pt)
Slide 14 - Tekstslide
T. de Loo - De tweeling
Is de hoofdpersoon een statisch of een dynamisch personage?
Wat is de relatie tussen de personages? Citeer twee zinnen.
Welke manier van spanning opwekken gebruikt de schrijfster?