A) Hoe was mijn werkhouding in de lessen?
B) Hoe ben ik met mijn huiswerk bezig geweest?
C) Hoe heb ik de toets gemaakt
D) Wat zou ik de volgende keer weer doen als ik een toets krijg?
E) Wat zou ik de volgende keer anders doen?
F) Wat zou ik de docent de volgende keer graag weer zien doen?
G) Wat zou ik de docent de volgende keer graag zien doen?