Lektion 4_ B Orte in der Schule

Lektion 4: die Schule
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lektion 4: die Schule

Slide 1 - Tekstslide

Lektion 4: vorige Stunde
- Je hebt geleerd over de Duitse 'Bundesländer' en hun 'Hauptstädte' en dat het onderwijs verschillend is georganiseerd. Hierover kun je teksten lezen en begrijpen.

Slide 2 - Tekstslide

Lernziele dieser Stunde
  1. Je leert in deze les welke verschillende plekken er op een school zijn.
  2. We leren de 4e naamval en 'es gibt + 4' om te kunnen zeggen:  a) welke ruimtes er in school zijn, b) wat je van deze ruimtes vindt en c) wat je er kunt doen.

!! Geef op de volgende slides antwoord op de vraag door de Nederlandse vertaling van de plekken op school te geven.

Slide 3 - Tekstslide

Was ist der Schulhof?

Slide 4 - Open vraag

Was ist die Schulmensa?

Slide 5 - Open vraag

Was ist die Bibliothek?

Slide 6 - Open vraag

Was ist die Cafetaria?

Slide 7 - Open vraag

Was ist das Klassenzimmer?

Slide 8 - Open vraag

Was ist die Sporthalle?

Slide 9 - Open vraag

Was ist der Musikraum?

Slide 10 - Open vraag

Was ist der Kunstraum?

Slide 11 - Open vraag

der Raum / ein Raum
Als we nu geleerd hebben dat het 'der Raum' of 'ein Raum' is, waarom staat er dan in de volgende zinnen 'den Raum' of einen Raum'?
Es gibt den Musikraum.
Schön! Gibt es auch einen Schulhof?
Ja, klar!
Wie findest du den Schulhof?


Slide 12 - Tekstslide

1e & 4e naamval
Als je woorden leert, dan leer je altijd de basisvorm. 
Der Kunstraum is bijvoorbeeld zo'n basisvorm en in een zin is dit het onderwerp van de zin. 
Bijvoorbeeld: 'Der Kunstraum ist schön.
Als 'der Kunstraum'  een lijdend voorwerp in de zin is, dan zeggen we: dat zinsdeel staat in de 4e naamval. 
In de 4e naamval - als lijdend voorwerp - wordt het lidwoord 'der' --> 'den'
Dus: 'Ich finde den Kunstraum schön.' 

Slide 13 - Tekstslide

Theorie: de regels - bestudeer ze goed! 
Dus: 
- onderwerp:  DER / EIN Kunstraum ist schön.
- lijdend voorwerp: Ich finde DEN / EINEN Kunstraum schön.
Ook bij vaste vormen, zoals 'es gibt + 4' (= 'er is' of 'er zijn'), staat het zinsdeel in de 4e naamval: Es gibt EINEN Kunstraum. 
- Let op!! Alleen bij mannelijke (lid)woorden verandert er iets....

!! Zorg dat je deze en de volgende slides goed bestudeert, daarna komen er vragen over!

Slide 14 - Tekstslide

1e & 4e naamval - der-groep
                                         1e naamval                       4e naamval
mannelijk                     der Musikraum              den Musikraum
vrouwelijk                    die Bibliothek                 die Bibliothek
onzijdig                        das Klassenzimmer     das Klassenzimmer
meervoud                   die Sporthallen              die Sporthallen

Slide 15 - Tekstslide

1e & 4e naamval - ein-groep
                                         1e naamval                       4e naamval
mannelijk                    ein Musikraum               einen Musikraum
vrouwelijk                   eine Bibliothek               eine Bibliothek
onzijdig                       ein Klassenzimmer       ein Klassenzimmer
meervoud                   keine Sporthallen         keine Sporthallen

Slide 16 - Tekstslide

Wie findest du .....?
A
den Informatikraum
B
der Informatikraum
C
das Informatikraum
D
ein Informatikraum

Slide 17 - Quizvraag

Es gibt....
A
der Sporthalle
B
den Sporthalle
C
ein Sporthalle
D
die Sporthalle

Slide 18 - Quizvraag

Auch gibt es ......
A
ein Bibliothek
B
einen Bibliothek
C
eine Bibliothek
D
das Bibliothek

Slide 19 - Quizvraag

Super modern ist....
A
den Musikraum
B
der Musikraum
C
eine Musikraum
D
das Musikraum

Slide 20 - Quizvraag

Wie findest du ...... Kunstraum?
A
den
B
der
C
das
D
die

Slide 21 - Quizvraag

Wie findest du ....... Sporthalle?
A
den
B
der
C
das
D
die

Slide 22 - Quizvraag

Ich mag ....... Schulhof.
A
den
B
der
C
das
D
die

Slide 23 - Quizvraag

Sehr gemütlich ist ....... Schulhof.
A
den
B
der
C
das
D
die

Slide 24 - Quizvraag

....... Bibliothek ist sehr modern.
A
den
B
der
C
das
D
die

Slide 25 - Quizvraag

Ich mag ....... Bibliothek sehr.
A
den
B
der
C
das
D
die

Slide 26 - Quizvraag

Magst du ....... Informatikraum? Nein, ....... Informatikraum ist langweilig.
A
der, den
B
der, die
C
den, der
D
das, den

Slide 27 - Quizvraag

Dit zijn woorden die je kunt gebruiken om te zeggen wat je van de ruimtes in school vindt.

Bestudeer de woorden goed, je hebt ze nodig voor de volgende vragen! 

Slide 28 - Tekstslide

Leer de betekenissen!
schön  =  mooi                                        hässlich = lelijk                          
gemütlich = gezellig                            langweilig = saai
super = super                                          schrecklich = verschrikkelijk
originell = origineel
groß = groot
klein = klein 

Slide 29 - Tekstslide

Wie findest du den Musikraum?

Slide 30 - Woordweb

Vertaal de volgende zin:
Ik vind de school mooi.

Slide 31 - Open vraag

Vertaal de volgende zin:
Ik vind het schoolplein saai.

Slide 32 - Open vraag

Vertaal de volgende zin:
Ik vind het muzieklokaal groot en modern.

Slide 33 - Open vraag

Vertaal de volgende zin:
Ik vind het atelier verschrikkelijk.

Slide 34 - Open vraag

Vertaal de volgende zin:
Ik vind de bibliotheek lelijk.

Slide 35 - Open vraag

Vertaal de volgende zin:
Ik vind de schoolkantine gezellig.

Slide 36 - Open vraag

Wo?
Bestudeer 'Mein Wortschatz' op S.100 in je AB.
Als je goed kijkt, zie je dat als je wilt zeggen waar iets
gebeurt, dat je dan 'in' gebruikt, bijv. 'Waar maak je 
toetsen?' 'In het klaslokaal.'  
In het Duits zeg je bij 'die-woorden' 'in DER Schulmensa' of
'in DER Bibliothek'.
In het Duits zeg je bij 'der-woorden' IN DEM --> IM, dus:
'IM Informatikraum'.  of 'AUF DEM Schulhof'

Slide 37 - Tekstslide

Wo kann man im Internet surfen? ....... Informatikraum.
A
in den
B
in der
C
in
D
im

Slide 38 - Quizvraag