In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 4
Voorraadbeheer
Slide 1 - Tekstslide
Voorraadkosten bestaan uit:
Slide 2 - Woordweb
Rentekosten € 380 Derving € 230 en huur magazijn € 7500. De voorraad is gemiddeld € 169.000. Wat is het percentage van de voorraadkosten?
A
Meer dan 5%
B
Minder dan 5%
C
Precies 5%
Slide 3 - Quizvraag
Welke formule van omzetsnelheid (OS) is juist?
A
OS = omzet: gemiddelde afzet
B
OS = IWO: gemiddelde voorraad
C
OS = gemiddelde voorraad: afzet
Slide 4 - Quizvraag
Als de afzet van een product hoog is en er een kleine voorraad wordt aangehouden dan is de omzetsnelheid:
Slide 5 - Open vraag
Als de omloopsnelheid 18 is dan is de omzetduur:
A
ook 18
B
5%
C
20
D
je moet weten hoe hoog de gemiddelde voorraad is, omdat te kunnen bepalen
Slide 6 - Quizvraag
Een artikel wordt 10x per jaar 25 dozen van 6 stuks besteld. Bereken de a. bestelfrequentie, b. bestelgrootte en de c. jaarafzet
Slide 7 - Woordweb
De optimale bestelgrootte is die bestelling die:
A
gelijk is aan de afzet
B
gelijk is aan de omzet + veiligheidsvoorraad
C
zo min mogelijk kost
D
het zelfde als fullfilment
Slide 8 - Quizvraag
Een ander woord voor bestelpunt is
Slide 9 - Woordweb
De veiligheidsvoorraad houdt een winkel aan om 2 redenen, namelijk:
Slide 10 - Open vraag
Veiligheidsvoorraad 13 stuks levertijd 3 dagen per week is de omzet € 9000 (verkoopprijs is €250 per stuk en een week is 6 dagen). Wat is het bestelpunt? Bereken het bestelpunt