2HVW Formuleren H6 verbanden tussen zinnen

H6 Formuleren
Verbanden tussen zinnen aanbrengen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H6 Formuleren
Verbanden tussen zinnen aanbrengen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Tien minuten lezen
  • Terugblik H3 Formuleren
  • H6 uitleg: verbanden tussen zinnen aanbrengen
  • Huiswerk nakijken/Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk terugblik 
  • H3 Formuleren via Nieuw Nederlands online of
  • Maken opdracht 1-3 blz 96/97

Als je in je schrift hebt gewerkt, dan volgen na de uitleg de antwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog van de theorie van H3 Formuleren?
timer
1:00

Slide 4 - Open vraag

Wat zijn signaalwoorden van voorbeeld?
A
dus, kortom
B
zoals, zo, ter, hiervan
C
omdat, daarom, namelijk
D
ten

Slide 5 - Quizvraag

Voorbeelden staan altijd achter datgene waar het voorbeelden van zijn.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Een uitnodiging is een voorbeeld van een
A
informatieve tekst
B
amuserende tekst
C
instruerende tekst
D
activerende tekst

Slide 7 - Quizvraag

Vul onderstaande zin aan met een signaalwoord en drie passende voorbeelden:

In de voorjaarsvakantie ga ik veel activiteiten ondernemen, ...
timer
1:00

Slide 8 - Open vraag

Verbanden tussen zinnen
Verwijswoorden = woorden verwijzen terug naar een woord of een deel van de zin.

Signaalwoorden = woorden waaraan je een bepaald verband herkent.

Slide 9 - Tekstslide

Verwijswoorden
  1. Persoonlijke voornaamwoorden = hij, hem, zij, ze, haar, hen, hun
  2. Bezittelijke voornaamwoorden = zijn, haar, hun
  3. Aanwijzende en betrekkelijke voornaamwoorden = deze, die, dit, dat
  4. Waar + voorzetsel (dingen) 
  5. Voorzetsel + wie (personen)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Welk verwijswoord is juist?

Ellen en Ricky daar, ... wachten op mij.
A
hun
B
hen
C
zij

Slide 12 - Quizvraag

Welk verwijswoord is juist?

De tafel ... ik in de folder zag, was helaas uitverkocht.
A
dat
B
deze
C
dit
D
die

Slide 13 - Quizvraag

Welk verwijswoord is juist?

De klasgenoot ... ik samenwerkte, maakte het eerste gedeelte van ons verslag.
A
waarmee
B
met wie
C
die
D
deze

Slide 14 - Quizvraag

Van welk verband is sprake?

Toen ik gisteren inlogde op Teams, zag ik dat mijn rooster van deze week is aangepast.
A
Opsomming
B
Tijd (chronologisch)
C
Tegenstelling
D
Voorwaarde

Slide 15 - Quizvraag

Van welk verband is sprake?

Dat wat de wetenschapper op tv zei, bleek toch niet zo te zijn.
A
Opsomming
B
Toelichting
C
Voorwaarde
D
Tegenstelling

Slide 16 - Quizvraag

Aan de slag!
  • Afmaken H3 Formuleren opdracht 3. 
  • Maken:H6 Formuleren via NN online. Geen laptop? Maak H6 formuleren blz. 192/193 opdracht 1, 2 en 3. 
  • Klaar? Lees dan verder in je leesboek.

Slide 17 - Tekstslide

Volgende les:
Quizziz Tekstverbanden en signaalwoorden (plaatje koe)

Slide 18 - Tekstslide