Hoofdstuk 6: paragraaf 1: deel 2

Klimaten en landschappen in Europa
Hoofdstuk 6 
§1 les 2
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Klimaten en landschappen in Europa
Hoofdstuk 6 
§1 les 2

Slide 1 - Tekstslide

Luchtstreken (wiskundige begrenzing)

Slide 2 - Tekstslide

Luchtstreken (thermische begrenzing)

Slide 3 - Tekstslide

Verspreidingsgebied ijsberen

Slide 4 - Tekstslide

Hoe kan dat?
Nederland ligt aan zee. En die zee brengt in de winter warme lucht met zich mee (vanuit Mexico).

Landen die verder van de zee af liggen, krijgen dat niet.

Slide 5 - Tekstslide

Temperatuur boven land en zee
Het aardoppervlak bestaat voor 29% uit land en voor 71% uit water. De stralen van de zon vallen dus op land of op water. Dat verschil is heel belangrijk voor de temperatuur. De opwarming en afkoeling van land gaan namelijk anders dan die van water.

Je kunt het verschil merken als je op een zomerse dag over het strand loopt. Het zand kan zo heet zijn dat het pijn doet aan je voeten. Het is veel warmer dan het koele zeewater. ’s Avonds is dat heel anders. Het zand is flink afgekoeld, maar de temperatuur van het zeewater is niet veranderd. Die is nog net zo lekker als ’s middags, voor je gevoel zelfs nog warmer dan overdag. Van dit strandvoorbeeld kun je het volgende leren: het landoppervlak warmt sneller op dan een zee of een oceaan, maar koelt ook sneller af.

Slide 6 - Tekstslide

Aan- en aflandige wind
De windrichting heeft veel invloed op de temperatuur. Dat heeft te maken met de herkomst van de lucht. Het maakt veel uit of de wind vanuit zee waait, of vanaf het land.

Een oostenwind in Europa komt vanaf het vasteland. Het is een aflandige wind (wind vanaf het land). De westenwind komt van de Atlantische Oceaan. Dat is een aanlandige wind (wind vanaf de zee). Een aanlandige wind heeft in de zomer een ander effect op de temperatuur dan in de winter. Dat geldt ook voor een aflandige wind.
Bij een aanlandige wind wordt het in de zomer minder warm (verkoeling) en in de winter minder koud.
Bij een aflandige wind wordt het in de zomer warmer en in de winter kouder.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Waar zal de zomertemperatuur hoger zijn op dezelfde breedtegraad?
A
West-europa
B
Oost-Europa

Slide 10 - Quizvraag

Waar zal de wintertemperatuur hoger zijn op dezelfde breedtegraad?
A
West-Europa
B
Oost-Europa

Slide 11 - Quizvraag

Bekijk het plaatje.
Denk je dat we dit een aanlandige, of aflandige wind noemen?
A
Aanlandig
B
Aflandig

Slide 12 - Quizvraag

Nu zelf aan de slag

Maak van paragraaf 6.1 opdracht 5 t/m 8.



Slide 13 - Tekstslide