Week 12 (48) klas 3 signaalwoorden

Guten Tag
Wie geht es euch?
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 1 - Tekstslide


  • jas uit
  • pet/muts/capuchon af
  • oortjes uit
  • mobiel in de wandtas
  • boek/schrift/pen op tafel

Slide 2 - Tekstslide

Was machen wir heute?


  • signaalwoorden
  • Lesen

Slide 3 - Tekstslide

Lernziele des Kapitels
  • du kannst erzählen was Signalwörter sind und was ihre Funktion ist
  • du kannst einen Text in Grundzügen verstehen
  • du kannst Fragen zu einem Text beantworten 

Slide 4 - Tekstslide

Wir fangen an mit Logo Erklärt!



Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Wat doet een signaalwoord?
Een signaalwoord zorgt voor verbanden tussen zinnen of alinea's.

Ook de verbanden binnen zinnen herken je door signaalwoorden. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

waarom zijn  signaal woorden zo belangrijk?
signaalwoorden leggen verband tussen zinnen, zinsdelen en alinea's
verbanden helpen je de tekst beter te begrijpen
als je de tekst beter begrijpt, kun je de vragen beter beantwoorden

Slide 10 - Tekstslide

Signalwörter in Kategorien

Slide 11 - Tekstslide

Theorie signaalwoorden

  • Signaalwoorden geven verbanden aan 
  • Signaalwoorden hebben een functie
  1. Opsomming
  2. Benadrukking
  3. Bevestiging
  4. Conclusie
  5. Tegenstelling
  6. Gevolg
  7. Reden/oorzaak 
  8. Tijd
  9. Voorbeeld geven
  10. Voorwaarde


Slide 12 - Tekstslide

Voorbeelden van signaalwoorden
tegenstelling

aber
dagegen
doch
obwohl
sondern
statt
trotz(dem)
während
imGegensatz                       zu
einerseits - andererseits
opsomming

auch
und
außerdem
dann
erstens...zweitens...
nicht nur ... 
          sondern auch
sowie
dubbele punt (:)


reden/oorzaak

darum
deshalb
also
dadurch
deswegen
nämlich
weil
denn
also
dubbele punt (:)
Tijd

als
bevor
damals
danach
früher
später
jetzt
heute
immer
wann
wenn
seit
Benadrukking

besonders
selbst
sogar
vor allem

Bevestiging

natürlich'
klar
tatsächlich
wirklich

Slide 13 - Tekstslide

An die Arbeit!
An die Arbeit:

Was?      Onderstreep de signaalwoorden in de eerste 
                 twee alinea's van tekst 45 
Wie?       selbständig
Hilfe?     de lijst op het bord
Zeit?       8 Minuten
Fertig?   begin met het beantwoorden van de vragen 
                 bij deze tekst






Slide 14 - Tekstslide

An die Arbeit!
An die Arbeit:

Was?      Mache: Aufgaben 45  und 46 auf Seite 82-85
Wie?       selbständig
Hilfe?     ein Wörterbuch
Zeit?       25 Minuten
Fertig?   Wir kontrolieren die Antworte zusammen






Slide 15 - Tekstslide

Lernziele:
  • Du kannst die Modalverben im Präsens und im Präteritum konjungieren

Slide 16 - Tekstslide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 17 - Tekstslide



Danke für eure Aufmerksamkeit.

Bis nächstes Mal!


Slide 18 - Tekstslide

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 19 - Tekstslide

Was machen wir diese Stunde?




  • toets bespreken
  • Herhalen Signaalwoorden
  • tekst 45 afmaken

Slide 20 - Tekstslide

Lernziele: 
  • du kannst erzählen was Signalwörter sind und was ihre Funktion ist
  • du kannst einen Text in Grundzügen verstehen
  • du kannst Fragen zu einem Text beantworten 

Slide 21 - Tekstslide

Wir fangen an mit Logo Erklärt!



Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Signalwörter 

Slide 24 - Tekstslide

Wat doet een signaalwoord?
Een signaalwoord zorgt voor verbanden tussen zinnen of alinea's.

Ook de verbanden binnen zinnen herken je door signaalwoorden. 

Slide 25 - Tekstslide

waarom zijn  signaal woorden zo belangrijk?
signaalwoorden leggen verband tussen zinnen, zinsdelen en alinea's
verbanden helpen je de tekst beter te begrijpen
als je de tekst beter begrijpt, kun je de vragen beter beantwoorden

Slide 26 - Tekstslide

Signalwörter in Kategorien

Slide 27 - Tekstslide

Theorie signaalwoorden

  • Signaalwoorden geven verbanden aan 
  • Signaalwoorden hebben een functie
  1. Opsomming
  2. Benadrukking
  3. Bevestiging
  4. Conclusie
  5. Tegenstelling
  6. Gevolg
  7. Reden/oorzaak 
  8. Tijd
  9. Voorbeeld geven
  10. Voorwaarde


Slide 28 - Tekstslide

Voorbeelden van signaalwoorden
tegenstelling

aber
dagegen
doch
obwohl
sondern
statt
trotz(dem)
während
imGegensatz                       zu
einerseits - andererseits
opsomming

auch
und
außerdem
dann
erstens...zweitens...
nicht nur ... 
          sondern auch
sowie
dubbele punt (:)


reden/oorzaak

darum
deshalb
also
dadurch
deswegen
nämlich
weil
denn
also
dubbele punt (:)
Tijd

als
bevor
damals
danach
früher
später
jetzt
heute
immer
wann
wenn
seit
Benadrukking

besonders
selbst
sogar
vor allem

Bevestiging

natürlich'
klar
tatsächlich
wirklich

Slide 29 - Tekstslide

An die Arbeit!
An die Arbeit:

Was?      Mache: Aufgaben 45  und 46 auf Seite 82-85
Wie?       selbständig
Hilfe?     ein Wörterbuch
Zeit?       15 Minuten
Fertig?   Slim Stampen Kapitel 2

Wir kontrolieren die Antworte zusammen






Slide 30 - Tekstslide

Heb ik de leerdoelen behaald?
  • Kan ik uitleggen wat een signaalwoord is en wat een signaalwoord doet?
  • Kan ik een tekst op hoofdlijnen begrijpen?
  • kan ik vragen beantwoorden over een tekst of alinea?

Slide 31 - Tekstslide

Pause

Slide 32 - Tekstslide

Hallo
Stunde 2

Slide 33 - Tekstslide


  • jas uit
  • pet/muts/capuchon af
  • oortjes uit
  • mobiel in de wandtas
  • boek/schrift/pen op tafel

Slide 34 - Tekstslide

Was machen wir heute?


  • Wir fangen an mit Kapitel 3

Slide 35 - Tekstslide

Unterwegs Kapitel 3
Wie bist du am liebsten unterwegs? 
Mit einem Skilift oder einem Heißluftballon? 
Oder mit dem ICE (InterCityExpress)? 
Und wie kommst du zur Schule? 
Nimmst du das Fahrrad, gehst du zu Fuß?

Slide 36 - Tekstslide

Lernziele des Kapitels

  • Je kunt de weg vragen en de weg wijzen.
  • Je kunt informatie vragen en geven over het openbaar vervoer.
  • Grammatik: Modalverben im Präteritum (verleden tijd)

Slide 37 - Tekstslide

Lernziele für heute:
  •     Ich lerne neue Wörter und Begriffe zum Thema Unterwegs.
  •     Ich kann einen einfachen gesprochenen Text zum Thema Unterwegs            verstehen und Fragen dazu beantworten.

Slide 38 - Tekstslide


Jetzt geht's los!
.....ein Filmchen mit Fragen!



Slide 39 - Tekstslide

4

Slide 40 - Video

Wie hoch ist der Fernsehturm?
A
356 Meter
B
635 Meter
C
365 Meter
D
536 Meter

Slide 41 - Quizvraag

Wie viele Betonblöcke stehen am Holocaustdenkmal?
A
2000
B
700
C
27000
D
2700

Slide 42 - Quizvraag

Was ist das für ein Gebäude?
A
Reichstag
B
Alexanderplatz
C
Schloss Belvedere
D
Schloss Schönbrunn

Slide 43 - Quizvraag

Waarom wordt dit gebouw ook wel de 'wasmachine' genoemd?
A
Omdat dit het gebouw is waar wasmachines zijn uitgevonden
B
omdat het eruitziet als een wasmachine
C
omdat het een wasmachinefabriek is
D
Omdat de president gefascineerd was door wasmachines.

Slide 44 - Quizvraag

Unterwegs

Slide 45 - Woordweb

Voor mij is nu duidelijk wat er in dit hoofdstuk van mij verwacht wordt.
A
Ja, het is duidelijk.
B
Nee, de leerdoelen of de leerstof is me nog niet duidelijk.
C
Ja, het is duidelijk en ik heb er zin in!
D
Anders

Slide 46 - Quizvraag

Ik heb goed meegedaan deze les.
A
Ja, ik ben tevreden.
B
Ik heb matig meegedaan.
C
Ik heb niet goed meegedaan.
D
Anders

Slide 47 - Quizvraag

An die Arbeit!
An die Arbeit:

Was?   B: Wortschatz: Aufgabe  3, 4, 5 und 6 IM ONLINE BUCH 
Wie?     Selbstständig                         
Hilfe?    die Wörterliste auf Seite 128
Zeit?      15 Minuten
Fertig? Slim Stampen Kapitel 3 Unterwegs






Slide 48 - Tekstslide

Heb ik de leerdoelen behaald?
Ben ik in staat om een gesproken fragment te verstaan en er 
vragen bij te bedenken?

Slide 49 - Tekstslide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 50 - Tekstslide



Danke für eure Aufmerksamkeit.

Bis nächste Woche!


Slide 51 - Tekstslide