H5: lastige leestekens

Welkom 3H
Vandaag:
- Lezen
- Herhaling
- Huiswerk hfst 5
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 3H
Vandaag:
- Lezen
- Herhaling
- Huiswerk hfst 5

Slide 1 - Tekstslide

Signaalwoorden 
van voorbeeld
Signaalwoorden 
van voorwaarde
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van samenvatting
Signaalwoorden van oorzaak&gevolg
Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van tijd
Signaalwoorden van conclusie
dus
vervolgens
echter
omdat
kortom
ten tweede
mits
bijvoorbeeld
als
zoals
al met al
vervolgens
hierdoor
want
maar
daarentegen
ook

Slide 2 - Sleepvraag

Wat is geen functiewoord
A
Oorzaak
B
Tegenwerping
C
Anekdote
D
Gebeurtenis

Slide 3 - Quizvraag

Functiewoorden.
Wat is een aanbeveling?
timer
0:15
A
Een omschrijving van een probleem.
B
Een goede raad.
C
Een reactie op een bepaalde mening.
D
Een uitleg van een verschijnsel.

Slide 4 - Quizvraag

Functiewoorden.
Wat is een tegenwerping?
A
Een omschrijving van een probleem.
B
Een goede raad.
C
Een reactie op een bepaalde mening.
D
Een uitleg van een verschijnsel.

Slide 5 - Quizvraag

Functiewoorden.
Wat is een verklaring?
A
Een omschrijving van een probleem.
B
Een goede raad.
C
Een reactie op een bepaalde mening.
D
Een uitleg van een verschijnsel of situatie.

Slide 6 - Quizvraag

Functiewoorden.
Wat is een weerlegging?
A
Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is.
B
Extra, nauwkeuriger omschreven informatie bij een onderwerp
C
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening iets minder scherp te maken.
D
Formulering van een probleem met de bedoeling het te gaan oplossen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een functiewoord?
A
Dit zegt iets over een verband in de tekst
B
Een woord dat in de tekst staat
C
Het woord zegt iets over de functie van tekstdeel

Slide 8 - Quizvraag

Functiewoorden. Wat is een nuancering?
A
Geeft een verfijning in de uitleg of zwakt een standpunt iets af
B
Legt uit waarom iemand iets doet of vindt
C
doet een uitspraak die logisch voortvloeit uit eerder gevolgde redeneringen
D
stemt met iets in, als aan een bepaalde voorwaarde is voldaan

Slide 9 - Quizvraag

Deze les
'Lastige leestekens' 

Aan het eind van de les:
  • weet je hoe je komma's gebruikt;
  • weet je hoe je dubbele punten gebruikt;
  • weet je hoe je aanhalingstekens gebruikt;
  • weet je hoe je puntkomma's gebruikt. 

Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk
Maandag 16 mei:
  • Spelling H5: opdr. 1 en 2 af
  • Evt. eindversie betoog inl.


Slide 11 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Op de volgende slides krijg je zinnen te zien zonder hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens. Neem de zinnen over en gebruik hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens. 

Slide 12 - Tekstslide

bij de italiaan staat van alles op het menu pizza pasta en tiramisu

Slide 13 - Open vraag

Als ik straks op vakantie ben ga ik eindelijk dat boek lezen daar kijk ik al weken naar uit

Slide 14 - Open vraag

Wat zijn leestekens?
A
Alle tekens in een tekst
B
Alle letters in een tekst
C
Alle cijfers in een tekst
D
Leestekens bestaan niet

Slide 15 - Quizvraag

Kloppen de leestekens?
A
Robin zei: 'Wie gaat er mee naar de Mac?'
B
Robin zei Wie gaat er mee naar de Mac?
C
Robin zei: Wie gaat er mee naar de Mac?
D
Robin zei 'Wie gaat er mee naar de Mac?'

Slide 16 - Quizvraag

Lastige leestekens
Komma: geeft een rust in de zin aan.
  • voor of na een aanspreking: Maud, wil je mij de boter aangeven?
  • tussen de delen van een opsomming: Morgen ga ik fietsen, wandelen en zwemmen.
  • tussen twee persoonsvormen: Omdat de kraan al een tijdje lekt, heb ik de loodgieter gebeld.
  • tussen de hoofdzin en een bijzin, als de delen lang zijn: Joppe gaat naar Frankrijk op vakantie, omdat hij van het weer houdt.
  • voor en achter een bijstelling: Pablo Picasso, de beroemde schilder overleed in 1973. 

Slide 17 - Tekstslide

Lastige leestekens
Dubbele punt: kondigt iets aan.
  • een citaat (directe rede): De jongen vroeg: 'Waar is het zwembad?'
  • een gedachte: Toen Lara naar buiten keek, dacht ze: ik wacht wel tot de bui over is.
  • een opsomming: Alinda leest van alles: romans, thrillers en stripboeken.
  • een uitleg of toelichting: Helaas gaat de picknick morgen niet door: het wordt slecht weer. 

Slide 18 - Tekstslide

Lastige leestekens
Puntkomma:
  • tussen hoofdzinnen die sterker met elkaar samenhangen dan losse zinnen: Sep heeft een bijbaantje in het zwembad; hij wil later badmeester worden.
  • de afsluiting van de onderdelen van lange opsommingen die onder elkaar staan. Het laatste onderdeel krijgt als afsluiting een punt.
                     De opdracht is als volgt:
                         - kies een boek;
                         - schrijf een samenvatting;
                         - presenteer de samenvatting. 

Slide 19 - Tekstslide

Lastige leestekens
Aanhalingstekens:
  • bij citaten:
              'Ik kan vanavond niet mee', zei Anton. 'Ik moet werken.'
              'Als je meedoet met het toernooi,' vertelde Colin, 'moet je je wel opgeven.'
              'Fiets jij mee?', vroeg Dieke aan Cas.

  • als het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis: Het woord 'ijs' doet me aan de zomer denken.
  • als het woord op een speciale manier gebruikt wordt: De agent zei dat hij die 'lieve jongen' wel zou inrekenen. 

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Alle opdrachten van hfst. 5 afronden!


Klaar? 
Toetsen leren
Huiswerk maken
Lezen
timer
20:00

Slide 21 - Tekstslide

Wanneer maak je gebruik van een komma?

Slide 22 - Woordweb

Wanneer gebruik je aanhalingstekens?
Wanneer gebruik je aanhalingstekens? ("..." / '...')

Slide 23 - Woordweb

Wat kan er volgen na een dubbele punt?

Slide 24 - Open vraag