Verbos Reflexivos

1. ¿Qué son verbos reflexivos?
2. ¿Cómo formas los verbos reflexivos ?
1 / 12
volgende
Slide 1: Open vraag
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

1. ¿Qué son verbos reflexivos?
2. ¿Cómo formas los verbos reflexivos ?

Slide 1 - Open vraag

Verbos reflexivos
Waaraan herken je een wederkerend werkwoord?


Hoe vervoeg je een wederkerend werkwoord?


eindigt op -se
-se eraf halen, daarna de uitgang eraf halen. 
Vervolgens me, te, se, nos, os, se ervoor zetten
Daar het werkwoord vervoegen zoals je geleerd hebt.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

/ Me duermo
Me siento
Me acuesto
Ponerse
Me pongo

Slide 5 - Tekstslide

¿Cómo se forma con: tú?

Slide 6 - Tekstslide

¿Cómo conjugas con: él/ella/usted?

Slide 7 - Tekstslide

¿Cómo se forma con: nosotros?

Slide 8 - Tekstslide

¿Cómo se forma en: vosotros?

Slide 9 - Tekstslide

OJO
  1. Sommige werkwoorden zijn in het Spaans wel wederkerend en in het Nederlands niet: despertarse (wakker worden) levantarse (opstaan)
  2. Sommige wederkerende werkwoorden hebben ook een stamklinkerwisseling: despertarse (ie), acostarse (ue) (naar bed gaan), vestirse(e/i) (zich aankleden)
  3. Alléén werkwoorden die eindigen op -se zijn wederkerend, pas dus op dat je niet overal me, te, se etc. voor gaat zetten!!!

Slide 10 - Tekstslide

¡Los verbos reflexivos!

1. ¿A qué hora _________(despertarse) José?
2. Antes de comer ______(lavarse, tú) las manos.
3. Yo _________________(vestirse) para la fiesta.
4. Mi hermano______(llamarse) Pedro.
5. Mis padres__________(levantarse) muy temprano.

Slide 11 - Open vraag

Practicamos juntos
Una chica que (1)______________ (llamarse) Luisa tiene el mismo horario 
todos los sábados.  Ella siempre (2)_____________ (despertarse) a las once.   Después del desayuno,  (3)__________ (lavarse) los dientes, 
(4) ______________(peinarse) el pelo  y (5)_______________ (ducharse).  
También, (6)___________ (ponerse) el maquillaje.  Cuando vuelve a casa, ella  (7)_____________ (ponerse) las pijamas y (8)______________(acostarse).

Slide 12 - Tekstslide