§2.3 Het stroomgebied van de Rijn deel 3

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Hoofdstuk 2: Van de 

bergen naar de zee

§2.3 Het stroomgebied van de Rijn  deel 3

Lesplanning 

Aanwezigheid en boekencontrole 

Mededelingen:  

Uitleg §2.3 'Het stroomgebied van de Rijn' deel 3

Maak van §2.3 'Het stroomgebied van de Rijn' tot en met vraag 10

                                            + Samenvatting maken

Lesdoelencheck

Vooruitblik op de volgende les

Lesdoelen van deze les

1. Benoem 2 kenmerken van de benedenloop
2. Leg uit hoe een delta ontstaat
3. Waardoor is de bevolkingsdichtheid in een delta hoog?
4. Leg uit wat regiem en debiet is

Lengteprofiel van de rivier

Middenloop

• Heuvelachtig gebied 
• Rivier wordt aangevuld met regenwater - gemengde rivier
• Minder debiet als in de bergen

Bovenloop

• Hoge stroomsnelheid door een groot verschil in reliëf hoog debiet (m3/s).
• Veel erosie door meegevoerde gletsjerpuin.
• De gletsjers van de Alpen zijn de bron voor veel rivieren in Europa . Bijvoorbeeld de Rijn.

Benedenloop

• Geen relief
  
• Op dit punt is de rivier is een regenwater rivier
• Laag debiet
• Monding in de zee - Delta

Benedenloop

Kenmerken:

• Lage stroomsnelheid
• Sedimentatie en deltavorming
• Brede rivier 

Delta(1)

Delta = een gebied vlak voor de monding, waarbij de rivier zich vertakt in veel rivierlopen.

Oorzaak: 

Het verval erg klein waardoor de rivier langzaam stroomt. Hierdoor vindt er zoveel sedimentatie plaats dat de rivier soms ‘verstopt’ raakt en een nieuwe weg moet zoeken.

Delta(2)

In een delta is de bevolkingsdichtheid vaak hoog omdat het vlak en vruchtbaar is door het sediment.

Gevolg: steden en overstromingen!

Oorzaak: 

Dit komt door al het steen en beton van de steden                 verstening.

Het water kan niet in de grond we stromen                               infiltratie.  

Er komt steeds meer en steeds sneller overtollig water in de Rijn terecht wat voor overstromingen kan zorgen.

Regiem en debiet

Het regiem = waterafvoer van de rivier gedurende een jaar. Het regiem wordt beïnvloed door neerslag, smeltwater en  verdamping.

Het debiet = hoeveelheid water die op een bepaald punt door de rivier stroomt. Het debiet wordt uitgedrukt in m3 per seconde.

Vraag 1: Waarom is het debiet van de Rijn bij Basel kleiner dan het debiet bij Lobith?

vraag 2: Het grootste debiet valt bij Basel in een ander jaargetijde dan bij Lobith. Verklaar dit verschil.

Vraag 1: Pas voorbij Basel komt er ook veel water van de zijrivieren in de Rijn.

Vraag 2: Bij Basel stroomt er vooral gletsjerwater door de Rijn. De gletsjers smelten in het voorjaar en de zomer. Bij Lobith wordt het regiem bepaald door regenwater. In de winter regent het meer en verdampt er minder water.

Vraag 3: Bij Basel stroomt er vooral gletsjerwater door de Rijn en is de invloed van de (onbetrouwbare) neerslag op het regiem beperkt. Bovendien komt er bij Lobith ook veel water van de zijrivieren in de Rijn.

Aan het werk

Wat: lees en maak van §2.3 'Het stroomgebied van de Rijn' vraag 5 t/m 10

Wanneer: voor de volgende les af

Hulp: de theorie (Lees goed!)

           buurman/buurvrouw naast je

           de docent

Klaar: maak de samenvatting

Tijd: timer

Aan het werk

Wat: lees en maak van §2.3 'Het stroomgebied van de Rijn' vraag 10 en 11

VWO: Keuzemenu D: Estuarium en delta vraag 4 en 5

Wanneer: voor de volgende les af

Hulp: de theorie (Lees goed!)

           buurman/buurvrouw naast je

           de docent

Klaar: maak de herhaling en of begrippenlijst §2.3

Tijd: timer

Lesdoelcheck

1. Benoem 2 kenmerken van de benedenloop
2. Leg uit hoe een delta ontstaan
3. Waardoor is de bevolkingsdichtheid in een delta hoog?
4. Leg uit wat regiem en debiet is