3BL Lesson 22: Grammar

3BL Unit 6: Crime and punishment
Lesson 22: Grammar
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3BL Unit 6: Crime and punishment
Lesson 22: Grammar

Slide 1 - Tekstslide

Grammar
Deze opdrachten zijn hetzelfde als opdrachten 17, 19 en 21 uit je workbook.
Ga naar blz. 112 + 113 in je Coursebook voor de uitleg.

Slide 2 - Tekstslide

Tags (korte vraagjes)
Gebruik je: Aan het einde van een vraagzin zoals wij in het Nederlands zeggen: toch? of niet? of wel?

Hij heeft geen tijd, toch?
He doesn't have time, does he?

Slide 3 - Tekstslide

Tags
Als het 1e ww uit de vraag bevestigend is (+), is de tag ontkennend (-).
We can go home, can't we?

Als het 1e ww uit de vraag ontkennend is (-), is de tag bevestigend (+).
We can't go to school, can we?

Slide 4 - Tekstslide

"We don't go to school, don't we?" is een goede zin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Niet waar
Want de vraag is ontkennend, dus de tag moet bevestigend zijn!

Slide 6 - Tekstslide

"This grammar is difficult, isn't it?" is een goede zin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Waar
Want de vraag is bevestigend en de tag is ontkennend. Dat is juist. 

Slide 8 - Tekstslide

"He isn't very nice, is he?" is een goede zin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Waar
Want de vraagzin is ontkennend en de tag is bevestigend. Dat is juist.

Slide 10 - Tekstslide

Dus
Bevestigende (+) vraagzin + ontkennende (-) tag = goed
Ontkennende vraagzin (-) + bevestigende (+) tag = goed

Dus, + en - horen bij elkaar! 
+ en + niet 
- en - niet :)


Slide 11 - Tekstslide

17 Tags
Maak de zinnen af op de stippellijn. Gebruik tags.
Druk op het icoontje linksbovenin als je even niet meer weet hoe het moet!

Slide 12 - Tekstslide

You aren't Dilip Khan's boy, ...... you?
+ en - horen bij elkaar!
+ en + niet
- en - niet

Slide 13 - Open vraag

We weren't in the shop then, ...... we?
+ en - horen bij elkaar!
+ en + niet
- en - niet

Slide 14 - Open vraag

We can wear clothes like this, ...... we?
+ en - horen bij elkaar!
+ en + niet
- en - niet

Slide 15 - Open vraag

That was a difficult test, ..... it?
+ en - horen bij elkaar!
+ en + niet
- en - niet

Slide 16 - Open vraag

The pickpocket hasn't got community service, ...... she?
+ en - horen bij elkaar!
+ en + niet
- en - niet

Slide 17 - Open vraag

My brother doesn't steal goods, ...... he?
+ en - horen bij elkaar!
+ en + niet
- en - niet

Slide 18 - Open vraag

The store detective has caught a shoplifter, ...... he?
+ en - horen bij elkaar!
+ en + niet
- en - niet

Slide 19 - Open vraag

It wasn't January 15th, ...... it?
+ en - horen bij elkaar!
+ en + niet
- en - niet

Slide 20 - Open vraag

Klaar! Ik snap het onderdeel "tags":
A
goed
B
een beetje
C
niet

Slide 21 - Quizvraag

De ing-vorm
Na de woorden: like, hate, start, stop gebruik je altijd een werkwoord met -ing erachter. 

I like gaming..
She hates working...
They stop walking...
You start fishing...

Slide 22 - Tekstslide

De ing-vorm
Na de woorden like, hate, start, stop gebruik je altijd een werkwoord met -ing erachter.

Let op! Als het hele werkwoord eindigt op een e (bijv. have), dan gaat de e weg als je er -ing achterzet:
have --> having
give --> giving

Slide 23 - Tekstslide

19 Fill in
 Vul het woord in dat boven de zin staat. Gebruik de ing-vorm!

Slide 24 - Tekstslide

count
Darren can't start ...... the money!

Slide 25 - Open vraag

worry
I don't care what people say, so stop ... !

Slide 26 - Open vraag

accuse
Spud can't start ...... Darren again.

Slide 27 - Open vraag

wear
My sister hates ...... a dress.

Slide 28 - Open vraag

go
We all like ..... to the cinema.

Slide 29 - Open vraag

have
My friend hates ...... a lot of homework

Slide 30 - Open vraag

play
His brother likes ...... football.

Slide 31 - Open vraag

walk
I understand why you hate ...... in the rain.

Slide 32 - Open vraag

Klaar! :) Ik snap het onderdeel ing-vorm:
A
Goed
B
Een beetje
C
Niet

Slide 33 - Quizvraag

who/which
Kijk naar het woord voor de stippellijn!
Als je het hebt over personen: who
Als je het hebt over ding: which

I know people who never do homework.
They have homework which is way too much.


Slide 34 - Tekstslide

21 Who or which
Sleep de zinnen naar het juiste woord. Kijk naar het woord voor de stippellijn.

Slide 35 - Tekstslide

Sleep de zinnen naar het juiste woord.
who
which
The store detective knows lads ... steal computer games
He thinks Henry's one of the kids ... are shoplifting.
Most people wear big jackets, ... they hide the games in.
People ... were my friends accuse me of stealing goods.

Slide 36 - Sleepvraag

Sleep de zinnen naar het juiste woord.
who
which
My friend borrowed €30, ..... he needed for a taxi.
Shoplifters like stealing computer games ...... are small and expensive.
My mum found the keys ...... she lost yesterday
I like Mrs Henson, ...... is a very good teacher

Slide 37 - Sleepvraag

Klaar! Ik snap het onderdeel who/which nu:
A
goed
B
een beetje
C
niet

Slide 38 - Quizvraag