Regeling

Thema 9: regeling
6 lessen basisstof

Houd je leerwerk bij!
  •  Luister mee naar de herhaling! 
  • Samenvatting maken
  • Les Samenhang
  • Examenopgaves
leerdoelen
  • Je kunt de bouw en functies van het zenuwstelsel beschrijven.
  • Je kunt beschrijven hoe een bewuste reactie ontstaat.
  • Je kunt beschrijven wat hormonen zijn en welke functie ze in het lichaam hebben.
  • Je kunt beschrijven welke functie geslachtshormonen in het lichaam hebben.
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Thema 9: regeling
6 lessen basisstof

Houd je leerwerk bij!
  •  Luister mee naar de herhaling! 
  • Samenvatting maken
  • Les Samenhang
  • Examenopgaves
leerdoelen
  • Je kunt de bouw en functies van het zenuwstelsel beschrijven.
  • Je kunt beschrijven hoe een bewuste reactie ontstaat.
  • Je kunt beschrijven wat hormonen zijn en welke functie ze in het lichaam hebben.
  • Je kunt beschrijven welke functie geslachtshormonen in het lichaam hebben.

Slide 1 - Tekstslide

Basisstof 1: het zenuwstelsel

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
 Je kunt de delen en de functies van het zenuwstelsel noemen.
Geluid komt je oren binnen.
Zintuigcellen in je oren sturen vervolgens informatie naar je hersenen. Daar word je je bewust van wat je hoort:
"het is je beste vriend die ‘hoi!’ roept".

Slide 3 - Tekstslide

het zenuwstelsel
De zenuwen verbinden het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen,
zoals je ogen en je spieren.

Slide 4 - Tekstslide

Het zenuwstelsel verwerkt impulsen die afkomstig zijn van zintuigen. Ook regelt het de werking van spieren en klieren. Klieren zijn organen die bepaalde stoffen produceren, bijvoorbeeld de speekselklieren en de zweetklieren.

Slide 5 - Tekstslide

Basisstof 2: Zenuwcellen en zenuwen

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt in een afbeelding van een zenuwcel de delen benoemen.
  •  Je kunt drie typen zenuwcellen noemen met hun functies en kenmerken.
  • Je kunt omschrijven wat een zenuw is en je kunt drie typen zenuwen noemen met hun kenmerken.
Voordat je ook maar één vinger kunt bewegen, moeten je hersenen eerst impulsen naar de juiste spieren sturen. Dat gaat vaak met een snelheid van meer dan 200 km/uur. Daardoor kun je heel snel reageren.

Slide 7 - Tekstslide

Zenuwcellen
Impulsen verplaatsen zich door het zenuwstelsel via zenuwcellen. Het zenuwstelsel bestaat uit miljoenen zenuwcellen. Elke zenuwcel heeft een cellichaam met daarin de celkern. Aan het cellichaam zitten een of meer uitlopers. De impulsen verplaatsen zich langs de uitlopers. Uitlopers kunnen meer dan een meter lang zijn.

Slide 8 - Tekstslide

Drie typen zenuwcellen
  • gevoelszenuwcellen
  • bewegingszenuwcellen
  • schakelcel

Slide 9 - Tekstslide

Gevoelszenuwcel

Slide 10 - Tekstslide

Bewegingszenuwcel

Slide 11 - Tekstslide

Schakelcel

Slide 12 - Tekstslide

Hoe werken zenuwcellen samen

Slide 13 - Tekstslide

Zenuwen
Meerdere impulsen via meerdere uitlopers.
Die uitlopers liggen bij elkaar: ze vormen een zenuw.
Elke uitloper is omringd door een isolerend laagje.
Om een zenuw zit bindweefsel.

Slide 14 - Tekstslide

Zenuwen
Gevoelszenuw: bevat alleen uitlopers van gevoelszenuwcellen.

Bewegingszenuw: bevat alleen uitlopers van bewegingszenuwcellen.

Gemengde zenuw: bevat uitlopers van gevoelszenuwcellen EN bewegingszenuwcellen.
De meeste zenuwen in je lichaam zijn gemengde zenuwen.

Slide 15 - Tekstslide

Impulsen van je romp en ledematen (armen en benen) lopen via je ruggenmerg naar je hersenen. Spieren en klieren in je romp en ledematen ontvangen impulsen vanuit je hersenen via je ruggenmerg.
De zenuwen die impulsen geleiden van je hoofd en hals komen bij de hersenstam aan. Ook de impulsen naar spieren en klieren in je hoofd en hals verlopen via de hersenstam. De impulsen van en naar je hoofd en hals verlopen dus niet via je ruggenmerg

Slide 16 - Tekstslide

Basisstof 3: Het ruggenmerg

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt de delen van het ruggenmerg noemen met hun functies en kenmerken.

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat het ruggenmerg is en welke kenmerken het heeft
Je kunt uitleggen wat de witte stof en grijze stof is
Je kunt zenuwen bij het ruggenmerg benoemen/herkennen
Je kunt zenuwcellen op de juiste plek in het ruggenmerg aangeven

Slide 19 - Tekstslide

ruggenmerg
Veel zenuwen zijn door het ruggenmerg met de hersenen verbonden. Het ruggenmerg begint bij de hersenstam en eindigt bij de lendenwervels onder aan de rug.

Het ruggenmerg ligt beschermd in het wervelkanaal van de wervelkolom. Dit is een opening in de wervels. 

Tussen twee wervels komt steeds aan twee kanten een zenuw uit het ruggenmerg.

Slide 20 - Tekstslide

Ruggenmerg
In het midden van het ruggenmerg ligt de grijze stof. Hierin liggen de cellichamen van schakelcellen en bewegingszenuwcellen.
 Aan de buitenkant ligt de witte stof, met daarin veel uitlopers. De uitlopers geleiden impulsen van en naar de hersenen, dus omlaag en omhoog. De witte kleur wordt veroorzaakt door de isolerende laagjes die om de uitlopers heen liggen.

Gemengde zenuwen splitsen zich net buiten het ruggenmerg in gevoelszenuwen en bewegingszenuwen.

De cellichamen van gevoelszenuwcellen liggen bij elkaar in verdikkingen naast het ruggenmerg: de zenuwknopen.

Slide 21 - Tekstslide

Overzicht van de ligging van zenuwcellen in het ruggenmerg en daarbuiten (schematisch).

Slide 22 - Tekstslide

Basisstof 4: De hersenen

Slide 23 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt de delen van de hersenen noemen met hun functies en kenmerken.
  • Je kunt de invloed van verdovende, stimulerende en bewustzijnsveranderende middelen op het zenuwstelsel beschrijven en de risico’s van het gebruik van verslavende middelen noemen.
Je hersenen bestaan uit de hersenstam, de grote hersenen en de kleine hersenen. In de hersenen liggen zo’n honderd miljard zenuwcellen.

Slide 24 - Tekstslide

De hersenstam
De hersenstam ligt in het verlengde van het ruggenmerg.  

De hersenstam geleidt impulsen:
• van het ruggenmerg naar de grote en de kleine hersenen, en omgekeerd.
• die afkomstig zijn van zintuigen in hoofd en hals naar de grote en de kleine hersenen
• die afkomstig zijn van de grote en de kleine hersenen naar de spieren en klieren in hoofd en hals.


Naast het geleiden van impulsen stuurt de hersenstam ook belangrijke levensfuncties aan, zoals hartslag, ademhaling, bloeddruk en temperatuur van het lichaam.

Slide 25 - Tekstslide

Hersenstam

Hartslag, ademhaling, bloeddruk en temperatuur

Slide 26 - Tekstslide

De grote hersenen
  • bestaat uit een rechter- en linkerhelf
  • sterk geplooid
  • in hersenschors ligt grijze stof > cellichamen van schakelcellen
  • in het binnenste gedeelte ligt witte stof > de uitlopers van de schakelcellen

Slide 27 - Tekstslide

Grote hersenen
  • prikkels worden verwerkt (bewust)
  • Cellichamen van schakelcellen liggen hier in groepen bij elkaar: de hersencentra 
  • Gevoelscentra ontvangen informatie van zintuigen.
  • Bewegingscentra sturen spieren of klieren aan. 

Slide 28 - Tekstslide

Kleine hersenen
Vaak voer je veel bewegingen tegelijkertijd uit. 
De kleine hersenen zorgen ervoor dat alle bewegingen van je lichaam op elkaar zijn afgestemd. 
Dit wordt coördinatie genoemd. Hierdoor kun je bijvoorbeeld een bal vangen of je evenwicht bewaren.

Slide 29 - Tekstslide

Beïnvloeding zenuwstelsel
Alcohol, tabak,  drugs en medicijnen
  • verdovende middelen (downers)
  • stimulerende middelen (uppers)
  • bewustzijnsveranderende middelen (trippers)


Slide 30 - Tekstslide

Basisstof 5: De weg die impulsen afleggen

Slide 31 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt de functies van reflexen noemen en je kunt een reflexboog beschrijven.


Bij het reageren op prikkels kunnen impulsen op verschillende manieren door het zenuwstelsel worden doorgegeven. Je kunt bewust reageren of reageren in een reflex.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

BEWUSTE REACTIE
 Bij een bewuste reactie verlopen de impulsen altijd via de hersenen.

 
Bij de bewuste reactie op de camera gebeurt er het volgende in je lichaam:
 bewegingscentra van je grote hersenen impulsen.

1 Lichtstralen van de camera (= een prikkel) vallen op zintuigcellen in je ogen.
2 Van de zintuigcellen gaan impulsen via gevoelszenuwcellen naar schakelcellen in je grote hersenen.
3 De impulsen komen aan in het gezichtscentrum en worden daar verwerkt. Hier word je je ervan bewust van de camera.
4 Je besluit te lachen. Op dat moment ontstaan in  bewegingscentra van je grote hersenen impulsen.
  • 5 Deze impulsen worden via de hersenstam naar bewegingszenuwcellen van je gezichtsspieren geleid: je lacht.

Slide 34 - Tekstslide

REFLEX
Een reflex is een vaste, snelle, onbewuste reactie op een bepaalde prikkel. De snelheid van reflexen is vaak nodig om je lichaam te beschermen tegen beschadigingen
kniepeesreflex

Slide 35 - Tekstslide

REFLEX
Een ander voorbeeld van een onbewuste reflex is de pupilreflex.
Als reactie op veel licht trekken spiertjes rondom je pupil samen: de pupil wordt kleiner.
De zintuigcellen in het oog worden zo beschermd tegen te veel licht.

Slide 36 - Tekstslide

Terugtrekreflex
Bij sommige reflexen gaat er ook een impuls richting de hersenen en word je je wel bewust van de reactie.
Een voorbeeld hiervan is de terugtrekreflex.
Als je huid in aanraking komt met het hete water, trek je je hand direct terug. Pas daarna word je je bewust van de pijn.v

Slide 37 - Tekstslide

Terugtrekreflex

Bij sommige reflexen gaat er ook een impuls richting de hersenen en word je je wel bewust van de reactie.
Een voorbeeld hiervan is de terugtrekreflex.
Als je huid in aanraking komt met het hete water, trek je je hand direct terug. Pas daarna word je je bewust van de pijn.
.

Slide 38 - Tekstslide