8.3 Vrijhandel of niet?

Economie VMBO 3GL
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Economie VMBO 3GL

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

         In deze les leer je:
         - over de internationale concurrentiepositie;
         - welke protectiemaatregelingen er zijn;
         - dat internationale arbeidsverdeling ontstaat door
            vrijhandel.
       
         
            

Slide 3 - Tekstslide

Internationale handelspositie

De internationale handel is belangrijk voor de Nederlandse welvaart.
Daarom is het nodig dat Nederland een aantrekkelijke handelspartner is voor andere landen.

De internationale concurrentiepositie geeft aan in hoeverre een land in staat is om beter en/of goedkoper te produceren dan andere landen.


Slide 4 - Tekstslide

Wanneer heb je een goede concurrentiepositie als land?
  • Goede kwaliteit goederen/diensten leveren
  • Goed onderwijs
  • Goede infrastructuur
  • Investeren in innovaties
  • Lage lonen

Slide 5 - Tekstslide

VRIJHANDEL

(globalisering)


Gevolg: internationale arbeidsverdeling

= productie vindt plaats in

het land waar dit het goedkoopste / beste kan.

PROTECTIONISME

(handelsbelemmeringen)

  1. invoerrechten
  2. contingentering
  3. exportsubsidie
  4. Invoerverbod

Doel: eigen bedrijfsleven beschermen t.o.v. concurrentie buitenland.





Slide 6 - Tekstslide

vrijhandelszones
Wereldwijd zijn er verschillende vrijhandelszones.
Dat zijn groepen landen die geen onderlinge protectiemaatregelen hebben.

Om in heel de wereld de vrije handel te bevorderen, maken landen afspraken met elkaar over het afschaffen van protectiemaatregelen.

Slide 7 - Tekstslide

1. Invoerrechten

= douanerechten = importheffingen

= extra belasting op ingevoerde producten


Invoerrechten zijn in alle lidstaten van de EU gelijk (= gemeenschappelijk buitentarief).



Slide 8 - Tekstslide

2. Contingentering

= importquota

= een maximum stellen aan het aantal 

    producten dat mag worden ingevoerd



Slide 9 - Tekstslide

3. Exportsubsidie

= extra geld van de overheid (EU) aan

    exporterende bedrijven


Slide 10 - Tekstslide

4. Invoerverbod

= het product mag niet worden ingevoerd


Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 25


A. Als de EU invoerrechten heft op producten uit de VS, dan worden deze producten duurder/goedkoper  voor consumenten in Europa/de VS, zodat wij meer/minder  van dit soort producten uit de VS importeren.


B. Bij contingentering mogen er een beperkt aantal/helemaal geen producten worden ingevoerd.


C. Als Nederlandse bedrijven exportsubsidies betalen/ontvangen, worden hun producten duurder/goedkoper  voor buitenlandse afnemers, zodat die meer/minder Nederlandse producten kopen.


A.
       duurder     /      goedkoper
       Europa      /       de VS
       meer          /       minder


B.     beperkt aantal / helemaal geen



C.
        betalen      /       ontvangen
        duurder     /       goedkoper
        meer           /       minder

timer
2:00

Slide 12 - Tekstslide

Internationale handel is:
A
importeren
B
exporteren
C
doorvoeren
D
alle onder a, b en c genoemde dingen

Slide 13 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Binnen de EU is er altijd sprake van vrijhandel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het doel van protectiemaatregelen?
A
beschermen van de burgers
B
beschermen van de overheid
C
beschermen van de het buitenland
D
beschermen van het bedrijfsleven

Slide 15 - Quizvraag

Als er een maximaal aantal producten mag worden ingevoerd, dan is er sprake van ...
A
invoerrechten
B
contingentering
C
exportsubsidie
D
invoerverbod

Slide 16 - Quizvraag

Als de overheid extra geld geeft aan exporterende bedrijven, dan is er sprake van ...
A
invoerrechten
B
contingentering
C
exportsubsidie
D
invoerverbod

Slide 17 - Quizvraag