Les 6

Goedemorgen




Leg je spullen klaar op het hoekje
 van je tafel.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen




Leg je spullen klaar op het hoekje
 van je tafel.

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- 10 min lezen
- spelling > koppelteken en weglatingsstreepje
- woordenschat > vergelijking
- evaluatie
- huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

10 min lezen

Slide 3 - Tekstslide

Spelling 

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer krijg je een koppelteken?

Slide 5 - Woordweb

Wanneer gebruik je een weglatingsstreepje?

Slide 6 - Woordweb

Waarom schrijf je dennenbomen en spoorwegbomen niet met een weglatingsstreepje?

Slide 7 - Open vraag

Schrijf de woorden zo mogelijk aan elkaar. Laat weg wat je mag weglaten en plaats zo nodig een koppelteken of weglatingsstreepje.
oud sportman

Slide 8 - Open vraag

Schrijf de woorden zo mogelijk aan elkaar. Laat weg wat je mag weglaten en plaats zo nodig een koppelteken of weglatingsstreepje.
keihard en keihard

Slide 9 - Open vraag

Schrijf de woorden zo mogelijk aan elkaar. Laat weg wat je mag weglaten en plaats zo nodig een koppelteken of weglatingsstreepje.
krantenkop en koffiekop

Slide 10 - Open vraag

Woordenschat 

Slide 11 - Tekstslide

Doel
Je leert deze les over vergelijkingen

Slide 12 - Tekstslide

Welke vergelijkingen ken je? bijvoorbeeld Zo groen als gras.

Slide 13 - Woordweb

Overleg met een klasgenoot en vul de juiste spelling in.
Amelie (lunchen) vandaag alweer met haar beste vriendin Lente.

Slide 14 - Open vraag

Werk in groepjes van drie of vier.

Jullie kennen de uitdrukkingen: zo wit als sneeuw en zo gek als een deur. Nu gaan jullie zelf zulke uitdrukkingen bedenken.

Vul een bijvoeglijk naamwoord in. Om de beurt leest iemand zijn woord voor.
De anderen proberen er een originele vergelijking mee te maken.

Slide 15 - Tekstslide

Theorie
In een vergelijking zet je twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken: het object (o) en het beeld (b). Een paar voorbeelden:

– De winnaar van de talentenjacht (o) was zo trots als een pauw (b).
– Zijn hoofd (o) lijkt wel een varkenskop (b); er zit zowat geen haar meer op.
– Wat een boom (b) van een kerel (o)!
– Het leven (o) is net een krentenbol (b), met af en toe een hard stukje.

Slide 16 - Tekstslide

Theorie
Het object is iets uit de werkelijkheid, bijvoorbeeld de winnaar van de
talentenjacht. Het beeld is iets waar het object op lijkt, vb> een pauw.
Om object en beeld met elkaar te verbinden, gebruik je: als (een) …, lijkt wel (een) …, zo … als (een) ..., een … van (een) …, … is net ….
Een vergelijking is een vorm van beeldspraak. Beeldspraak is altijd figuurlijk taalgebruik.
Met een vergelijking kun je iets extra duidelijk of krachtig uitdrukken. Ook kun je een tekst er aantrekkelijker mee maken.

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag
Woordenschat H1 opdracht 1, 2, 3

Slide 18 - Tekstslide