Woorden die op een -r eindigen, krijgen bij de vergrotende trap +der
Voorbeeld: zuur, zuurder, zuurst
Bij de vergrotende trap moet je de -s en -f aanpassen:
Voorbeeld: boos - bozer - boost
lief - liever - liefst
Slide 13 - Tekstslide
Uitzonderingen:
Sommige woorden hebben een onregelmatige vergrotende trap, die moet je dus gewoon onthouden:
weinig - minder - minst
veel - meer - meest
goed - beter - best
graag - liever - liefst
Slide 14 - Tekstslide
De stellende trap staat er al, vul zelf de vergrotende en de overtreffende trap in: dik - ...... - ......
Slide 15 - Open vraag
De stellende trap staat er al, vul zelf de vergrotende en de overtreffende trap in: dun - ...... - ......
Slide 16 - Open vraag
De stellende trap staat er al, vul zelf de vergrotende en de overtreffende trap in: vet - ...... - ......
Slide 17 - Open vraag
De stellende trap staat er al, vul zelf de vergrotende en de overtreffende trap in: lang - ...... - ......
Slide 18 - Open vraag
De stellende trap staat er al, vul zelf de vergrotende en de overtreffende trap in: duur - ...... - ......
Slide 19 - Open vraag
De stellende trap staat er al, vul zelf de vergrotende en de overtreffende trap in: weinig - ...... - ......
Slide 20 - Open vraag
De volgende dia gaat over het gebruik van hoofdletters. Wanneer gebruik je ze precies?
Bekijk het plaatje goed en vat in je schrift samen wanneer je precies een hoofdletter gebruikt.
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
De volgende dia gaat over leestekens. Wanneer gebruik je ze precies? Bekijk het plaatje goed en vat in je schrift samen wanneer je precies een hoofdletter gebruikt.
Kijk nog eens naar de opdracht. Welke interpunctie zie je en wanneer heb ik die gebruikt?