2.3 Onrust in de Nederlanden deel 1 V2H

Hoofdstuk 2: De opstand


Paragraaf 2.3 Deel 1
Onrust in de Nederlanden
(Politiek)
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2: De opstand


Paragraaf 2.3 Deel 1
Onrust in de Nederlanden
(Politiek)

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Huiswerk bespreken
- Nieuwe uitleg
- Opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

Wisbordje: herhalen
Vul de juiste woorden in. Kies uit: Reformatie, protestanten, rooms-katholieken en hervorming.

 Luther streefde naar een (1)...........van de bestaande kerk. Maar de beweging leidde tot de (2)........... De roomse kerk viel uiteen in (3)............(christenen die trouw bleven aan de paus in Rome) en (4)..............(christenen die naar Luther en andere hervormers luisterden).

Slide 3 - Tekstslide

Goede antwoorden
1. Hervorming
2. Reformatie
3. Rooms-katholieken
Protestanten

Slide 4 - Tekstslide

Wisbordje: Herhalen, toepassen
Welke woorden horen bij de katholieken kerk (het gebouw)?
- Sober
- Pracht en praal
- Weinig beelden/kaal
- Veel goud


Slide 5 - Tekstslide

Wisbordje: toepassen





                          A                                                                        B
                                     Welke kerk is protestants?

Slide 6 - Tekstslide

De drie hervormers
Erasmus
Luther (Lutheranisme)
Calvijn (Calvinisme)
Nederlander
Duitser
Fransman
Humanist
Monnik
Humanist
Kritiek op gedrag
+ kritiek op geloof
Nw idee: God bepaalt en strenger
Blijft katholiek, maar was de eerste met kritiek
Uit de kerk gezet -> splitsing in de kerk ontstaat.
Populair in NL

Slide 7 - Tekstslide

Pak je werkboek op bladzijde 51 en je leerboek op bladzijde 35

Pak een (andere kleur) pen of potlood voor het nakijken

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

De Antichrist
‘De Antichrist zit in Gods tempel en doet zich voor als God’.
De antichrist is het tegenovergestelde van Christus. Zoals Christus naar de aarde kwam om Gods wil te doen, komt de antichrist om Satans wil te doen.

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 21
  • Gaat over: Continuïteit en verandering. Wat is dat?
  • Staan er moeilijke woorden in de vraag die je niet kent?
  • Voor het beantwoorden heb je de tekst nodig op bladzijde 36. Ik lees voor. Daarna maak je de opdracht nog eens.
  • Antwoorden klik op het potloodje bovenaan:
Onthoud deze woorden, dit gaat vaker terugkomen.
Een verandering is het tegenovergestelde van een continuïteit.
Verandering: iets wordt anders dan het was. Bijvoorbeeld: Het christendom heeft een protestantse stroming en een rooms-katholieke stroming.
Continuïteit: iets wat een lange tijd hetzelfde blijft. Bijvoorbeeld: De bijbel is het belagrijkste boek van het christendom.

Slide 11 - Tekstslide

Verandering en continuïteit
Een verandering is het tegenovergestelde van een continuïteit.

  • Verandering: iets wordt anders dan het was. Bijvoorbeeld: Het christendom heeft een protestantse stroming en een rooms-katholieke stroming.
  • Continuïteit: iets wat een lange tijd hetzelfde blijft. Bijvoorbeeld: De bijbel is het belangrijkste boek van het christendom.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Nieuwe stof
Paragraaf 2.3 Onrust in de Nederlanden

Slide 14 - Tekstslide

Vragen die je kunt beantwoorden aan het einde van de les:
Hoe zag het bestuur eruit in de Nederlanden?
Hoe zag het gecentraliseerde bestuur van Karel V eruit?
Wat leidde tot onrust in de Nederland op politiek vlak?
Begrippen die je uit kunt leggen
Landheer, gewest, gewestelijke staten, privileges, landvoogd, stadhouder, centralisatie
In deze les:
 Hoofdvraag van het hoofdstuk:
 
Wat waren de oorzaken voor de Nederlandse Opstand en wat waren de gevolgen?


Slide 15 - Tekstslide

Vrienden van Karel V
Gebieden in Zuid-Amerika die zijn veroverd sinds de ontdekking van Amerika door Columbus.
Gebieden die Karel erfde na de dood van zijn vader in 1506
Gebieden die Karel erfde na de dood van zijn vader in 1506
Gebieden die Karel tijdens zijn regeerperiode veroverde.
De uitbreiding van het Ottomaanse Rijk bleef een voortdurende bedreiging voor het rijk van Karel V. Daarnaast was in de Middeleeuwen het christendom de belangrijkste godsdienst in Europa, en de Islam was een grote bedreiging. Karel voelt zich, als koning van Jeruzalem, verplicht om een kruistocht tegen de islam te voeren.
Vrienden van Karel V
Gebieden die Karel tijdens zijn regeerperiode veroverde.
Door de Spaanse veroveringen in Zuid-Amerika wordt hij heerser over een rijk waar de zon nooit ondergaat.
Hoewel Karel officieel keizer van het Rooms-Duitse Rijk was (zwart omlijnd op de kaart), waren veel van de vorsten in dit rijk niet gehoorzaam aan Karel.
Karel had zeer regelmatig oorlog met Frankrijk, tussen: 1521-1526, 1526-1529, 1535-1538, 1542-1544 en 1552-1559. Dit had vooral te maken met de ligging van beide landen, maar ook met macht en invloed in andere landen.

Slide 16 - Tekstslide

De Nederlanden onder Karel V
  • De Nederlanden waren 17 lossen gewesten met Karel V als landsheer.
  • Verkregen door: huwelijkspolitiek, voorouders en oorlogen.
  • De zuidelijke gewesten waren de rijkste met grote handelssteden zoals Brugge, Antwerpen en Brussel met veel nijverheid en handel.
  • De Nederlanden: geen eenheid, maar losse gewesten die elk eigen regels, privileges, rechtspraak en bestuur hadden .

Slide 17 - Tekstslide

De Nederlanden onder Karel V

  • Ieder gewest had zijn eigen regels en gewoonten, oorlogen en onderhandelingen.
  • Deze onderhandelingen gebeurde in de gewestelijke Staten
  • Hierin zaten edelen, geestelijken en afgevaardigden van steden van het gewest. 

Slide 18 - Tekstslide

De Nederlanden onder Karel V

  • Pas als de landsheer privileges wilde bevestigen waren de Staten bereid hem belasting te betalen.
  • In al deze gewesten was Karel de baas (graaf of hertog), maar hij kon natuurlijk niet overal tegelijk zijn. Hij liet zich dan vertegenwoordigen door een landvoogd(es).
  • Daarnaast had hij in elk gewest een plaatsvervanger: de stadhouder

Slide 19 - Tekstslide


Centralisatie

  • Voor de landsheer waren de verschillende regels per gewest erg ingewikkeld. 
  • Karel probeerde het bestuur van de Nederlanden te verbeteren door meer vanuit Brussel te regeren: centralisatie.
  • Overleg met de gewesten heet: de Staten-Generaal.
  • Rechtbank voor heel de Nederlanden, adviserende raden over financiën en politiek. Ook mensen uit de burgerij werden hiervoor aangesteld

Slide 20 - Tekstslide

Gevolg:
  • Angst bij edelen om privileges kwijt te rijken.
  • Hoge posities van edelen worden aangetast
  • Hoge belastingen vanwege oorlogen van Karel V (en dus niet van de gewesten in de Nederlanden)

Slide 21 - Tekstslide

Afgevaardigden van alle gewesten
(Gewestelijke staten)
Vergadering álle gewesten
(Staten-Generaal)
Landvoogd
Stadhouder
Het gewest

Is de plaatsvervanger van de landsheer (de vorst) in het gewest. Hij komt samen met de gewestelijke staten om te vergaderen over belasting, geld voor oorlogen en privileges.
Is de plaatsvervanger van de landsheer (de vorst) in het gebied de Nederlanden. Komt samen met de Staten-Generaal om te praten over belangrijke beslissingen voor het hele gebied. Of als Karel V snel geld nodig had.
Gaat over het bestuur van het gewest zelf.
Gaat over het bestuur van het hele gebied de Nederlanden. Hier zaten afgevaardigden (vertegenwoordiges) uit alle gewesten die de Nederlanden vormen.
De Nederlanden

Slide 22 - Tekstslide

  • Landsheer Karel V

  • Landvoogd(es) bestuurde namens de landsheer de Nederlanden: Margaretha van Parma
  • Stadhouders bestuurden namens de landsheer een gewest: Willem van Oranje bestuurde Holland, Zeeland en Utrecht

Slide 23 - Tekstslide

1. Maken: 37 en 38 bladzijde 56
2. Beantwoord de vragen van deze les.
  • Hoe zag het bestuur eruit in de Nederlanden?
  • Hoe zag het gecentraliseerde bestuur van Karel V eruit?
  • Wat leidde tot onrust in de Nederland op politiek vlak?

3. Klaar? Maak flipping cards van de begrippen van paragraaf 2 en 3 (behalve plakkaat en inquisitie)

Aan de slag
timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Vragen die je kunt beantwoorden aan het einde van de les:
Hoe zag het bestuur eruit in de Nederlanden?
Hoe zag het gecentraliseerde bestuur van Karel V eruit?
Wat leidde tot onrust in de Nederland op politiek vlak?
Begrippen die je uit kunt leggen en belangrijke personen die je kent.
Karel V, landheer, gewest, gewestelijke staten, privileges, landvoogd, stadhouder, centralisatie.
In deze les:
 Hoofdvraag van het hoofdstuk:
 
Wat waren de oorzaken voor de Nederlandse Opstand en wat waren de gevolgen?


Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide