In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
COM - Reader 3 P3
Corporate communicatie
Slide 1 - Tekstslide
Wat wordt bedoeld met 'interne communicatie'?
A
De uitwisseling van informatie binnen een organisatie.
B
De uitwisseling van informatie buiten een organisatie om.
C
De uitwisseling van informatie tussen 2 organisaties.
D
De uitwisseling van informatie in het algemeen.
Slide 2 - Quizvraag
Wat is 'corporate communicatie'?
A
Communicatie die gericht is op het imago van een bedrijf.
B
Communicatie die gericht is op verkoop.
C
Communicatie die gericht is op het werven van personeel.
D
Communicatie die gericht is op het verbeteren van het productieproces.
Slide 3 - Quizvraag
Een communicatiestroom is een manier waarop communicatie kan verlopen. Zo bestaat er een informele en een formele communicatiestroom. Wat is het verschil tussen deze 2 vormen?
A
Informeel = niet via een vaste structuur
Formeel = wel via een vaste structuur
B
Informeel = wel via een vaste structuur
Formeel = niet via een vaste structuur
C
Informeel = alle geschreven communicatie
Formeel = alle gesproken communicatie
D
Informeel = alle gesproken communicatie
Formeel = alle geschreven communicatie
Slide 4 - Quizvraag
Sociale (HR) informatie
Taakinformatie
Beleidsinformatie
Beheerinformatie
Informatie die een medewerker nodig heeft voor het juist uitvoeren van taken.
Informatie die strategisch van aard is en draait om de aanpak en handelswijze van het bedrijf.
Informatie over de voortgang van alle werkzaamheden en projecten.
Informatie die dient om medewerkers gemotiveerd te houden.
Slide 5 - Sleepvraag
Interne, formele communicatie verloopt altijd via vaste structuren en lijnen. Wat is het nut van deze communicatiestructuren?
A
Het zorgt ervoor dat de communicatie strikt zakelijk blijft.
B
Het zorgt ervoor dat de communicatie zo efficiënt mogelijk verloopt.
C
Het zorgt ervoor dat klanten goed kunnen zien wat voor soort bedrijf het is.
D
Het zorgt ervoor dat er minder reclame gemaakt hoeft te worden.
Slide 6 - Quizvraag
Diagonale communicatie
Horizontale communicatie
Parallelle communicatie
Verticale communicatie
Communicatie tussen werknemers van een hiërarchisch gelijk niveau.
Communicatie tussen werknemers van een hiërarchisch ongelijk niveau binnen dezelfde afdeling.
Communicatie tussen werknemers van een hiërarchisch ongelijk niveau buiten de eigen afdeling.
Communicatie naar alle medewerkers tegelijkertijd.
Slide 7 - Sleepvraag
Welke communicatiestructuur? De directie is in overleg met het hoofd van de afdeling Marketing en Communicatie.
A
Verticale communicatie
B
Horizontale communicatie
C
Diagonale communicatie
D
Parallelle communicatie
Slide 8 - Quizvraag
Welke communicatiestructuur? Het hoofd van de afdeling Sales mailt naar een medewerker van Marketing en Communicatie.
A
Verticale communicatie
B
Horizontale communicatie
C
Diagonale communicatie
D
Parallelle communicatie
Slide 9 - Quizvraag
''Het geheel van waarden, normen en gedragingen die worden gedeeld en gevormd door iedereen in het bedrijf.''
A
Bedrijfsborrel
B
Bedrijfsimago
C
Bedrijfscultuur
D
Bedrijfscommunicatie
Slide 10 - Quizvraag
Om een bedrijfscultuur te herkennen, kijk je naar de 'cultuurdragers' van een bedrijf. Welke 4 cultuurdragers zijn er?
A
Symbolen, normen, waarden, vrije dagen
B
Symbolen, helden, rituelen en waarden
C
Symbolen, helden, medewerkers, normen
D
Symbolen, normen, rituelen, vrije dagen
Slide 11 - Quizvraag
Welke cultuurdrager? De medewerkers van een bedrijf bestellen iedere donderdag worstenbroodjes voor de lunch.
A
Symbolen
B
Helden
C
Rituelen
D
Waarden
Slide 12 - Quizvraag
Welke cultuurdrager? Binnen een bedrijf wordt gezorgd dat de conciërge zich net zo belangrijk voelt als de directeur.
A
Symbolen
B
Helden
C
Rituelen
D
Waarden
Slide 13 - Quizvraag
Bij interne communicatie en bedrijfscultuur hoort ook 'leiderschap'. Een leiderschapsstijl heeft namelijk grote invloed op de bedrijfscultuur. Hoe noemen we het aanpassen van de leiderschapsstijl aan de situatie/medewerkers?
A
Cultureel leiderschap
B
Situationeel leiderschap
C
Controversieel leiderschap
D
Conservatief leiderschap
Slide 14 - Quizvraag
Delegeren
Begeleiden
Leiden
Steunen
Autoritaire leiderschapsstijl. Duidelijke instructies en veel controle.
Overleggende leiderschapsstijl. meedenkend team, neemt zelf de eindbeslissing.
Meewerkende leiderschapsstijl.
Alles samen bepalen, veel wederzijdse afhankelijkheid.
Ondersteunende leiderschapsstijl.
Alleen waar nodig is, bijsturen.
Slide 15 - Sleepvraag
Welke leiderschapsstijl is hier nodig? Een nieuwe werknemer die zijn eerste werkweek heeft bij een bedrijf.
A
Leiden
B
Begeleiden
C
Steunen
D
Delegeren
Slide 16 - Quizvraag
Welke leiderschapsstijl is hier nodig? Een bedrijf dat zelfsturende teams wil creëren.
A
Leiden
B
Begeleiden
C
Steunen
D
Delegeren
Slide 17 - Quizvraag
Er zijn talloze manieren om binnen een bedrijf (intern) te communiceren. Welke vormen kan een bedrijf inzetten voor interne communicatie?
A
Werkoverleg, e-mail, interne nieuwsbrief, Teams
B
Werkoverleg, sociale media, e-mail, radio, Teams
C
E-mail, Teams, sociale media, reclamefolders
D
E-mail, radio, Teams, interne nieuwsbrief
Slide 18 - Quizvraag
Wat wordt bedoeld met 'corporate communicatie'?
A
Het communiceren over het aanbod van het bedrijf en de prijs hiervan.
B
Het communiceren over het ontstaan van de nieuwste campagne en de lancering hiervan.
C
Het communiceren over het bedrijf zelf en het creëren van een goed imago.
D
Het communiceren over en met de concurrentie om deze een stap voor te blijven.
Slide 19 - Quizvraag
Wat is het doel van corporate communicatie?
A
Goodwill voor de onderneming creëren en een zo goed mogelijke reputatie opbouwen.
B
Goodwill voor de onderneming creëren en zoveel mogelijk producten proberen te verkopen.
C
Goodwill voor de onderneming creëren en zoveel mogelijk nieuw personeel binnenhalen.
D
Goodwill voor de onderneming creëren en zoveel mogelijk vestigingen openen.
Slide 20 - Quizvraag
Sponsoring
Public relations
Huisstijl
Institutionele reclame
Het stelselmatig bevorderen van wederzijds begrip tussen een organisatie en haar publieksgroepen.
Een bedrijf biedt financiële ondersteuning aan, met als doel naamsbekendheid en imagoversterking.
Een vorm van reclame die wordt ingezet met als doel het versterken van de reputatie, het imago en de identiteit.
Het bedrijf zorgt voor een herkenbare presentatie door middel van logo, kleurgebruik en typografie.
Slide 21 - Sleepvraag
Met het goed positioneren van je product/dienst, geef je deze een eigen identiteit. Ook een organisatie heeft een eigen identiteit nodig. Hoe heet deze identiteit?
A
Marketing imago
B
Corporate imago
C
Marketing identity
D
Corporate identity
Slide 22 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen de 'corporate identity' van een bedrijf en het 'corporate imago'?
A
De corporate identity is hoe het bedrijf zichzelf ziet. Het corporate imago is hoe de buitenwereld het bedrijf ziet.
B
Voor corporate identity hoef je als bedrijf niets te doen. Voor het corporate imago moet je dat wel.
C
De corporate identity is hoe de buitenwereld het bedrijf ziet. Het coporate imago is hoe het bedrijf zichzelf ziet.
D
Niets, het zijn synoniemen.
Slide 23 - Quizvraag
Communicatie
Symboliek
Gedrag
Hoe de onderneming zich gedraagt als medeburger.
Hoe het bedrijf communiceert met de buitenwereld.
Wat het bedrijf uitstraalt met haar huisstijl.
Slide 24 - Sleepvraag
Wat betekent de term 'public relations'?
A
Het stelselmatig bevorderen van wederzijds begrip tussen een bedrijf en haar concurrenten.
B
Het stelselmatig bevorderen van verkoopcijfers ten opzichte van het jaar ervoor.
C
Het stelselmatig bevorderen van de capaciteiten van het personeel door middel van cursussen en bijscholingen.
D
Het stelselmatig bevorderen van wederzijds begrip tussen een bedrijf en haar publieksgroepen.
Slide 25 - Quizvraag
Wat bedoelen we met de term 'publieksgroep'?
A
Een groep personen/organisaties die afhankelijk zijn van het bedrijf.
B
Een groep personen/organisaties waar de onderneming van afhankelijk is.
C
Een groep personen/organisaties die altijd uitgenodigd wordt wanneer het bedrijf iets organiseert.
D
Een groep personen/organisaties die zich als proefpersonen hebben opgegeven en producten testen die het bedrijf op de markt brengt.
Slide 26 - Quizvraag
marketing-pr
interne pr
media-pr
public affairs
community relations
financiële pr
crisis-pr
Bedoeld om te benadrukken dat het bedrijf een goede werkgever is.
Gericht op de publieke opinie en de politieke besluitvorming.
Gericht op een goede relatie met omwonenden en inwoners.
Draait om het neerzetten van een goed imago op financieel gebied.
Bedoeld om een goede relatie te onderhouden met de media.
Wordt gebruikt bij fouten, ongelukken of problemen binnen het bedrijf.
Bedoeld om de commerciële marketing te ondersteunen.
Slide 27 - Sleepvraag
Wat verstaan we onder 'sponsoring'?
A
Een bedrijf betaalt mee aan activiteiten zonder daar iets voor terug te willen.
B
Een bedrijf verzorgt de marketing van een activiteit.
C
Een bedrijf betaalt mee aan activiteiten in ruil voor promotie voor het bedrijf.
D
Een bedrijf verzorgt een activiteit waarbij de bezoekers een product van het bedrijf moeten kopen.
Slide 28 - Quizvraag
Wat is voor een bedrijf het hoofddoel van sponsoring?
A
Goodwill genereren bij het publiek.
B
Het verhogen van de omzet.
C
Het motiveren van medewerkers.
D
De doelgroep uitbreiden.
Slide 29 - Quizvraag
waar
waar
niet waar
niet waar
Sponsoring is een indirecte vorm van communicatie.
Sponsoring is geschikt om lastige boodschappen over te brengen.
Sponsoring is een goede manier om publiciteit te krijgen.
Sponsoring heeft een leidende functie als communicatiemiddel.
Slide 30 - Sleepvraag
In een sponsorovereenkomst staan alle afspraken die gemaakt worden rondom de sponsoring (bedrag, frequentie, publiciteit, duur...). Waarom is het verstandig voor een bedrijf om een sponsorovereenkomst op papier te zetten?
A
Zodat de bezoekers van de activiteit weten welk bedrijf welk bedrag gesponsord heeft.
B
Zodat alle partijen weten waar ze aan toe zijn en er geen misverstanden kunnen ontstaan.
C
Zodat andere bedrijven die willen samenwerken, weten wat ze kunnen verwachten.
D
Zodat de medewerkers een goed beeld krijgen van het bedrijf waar ze werkzaam zijn.