AFP 1.1.16 - infectie/bacterien week 43 les 1

• Anatomie Fysiologie Pathologie
• MBO
• Studiejaar 1

Infectieziekten en afweer 1.1.16

Programma

• Terugblik vorige les
• Lesdoelen
• Start infectieziekten
• MBOleren/infectieziekten

Vorige les

Oefenoverhoring klassikaal begrippen week 41

Lesdoelen

-De student kent de uitingsvormen van een bacteriële infectie en kan de verschillen tussen een bacterie en een virus benoemen.

- De student kan het begrip infectie en ontsteking verklaren

Infectieziekten

Infectie / ontsteking

• Infectie - aanval door micro-organismen
• Ontsteking - verdedigingsreactie op een schadelijke prikkel

Beloop infectieziekte

1. Besmetting  = binnendringen van micro-organismen
2. Incubatieperiode = tijd tussen besmetting en eerste symptomen
3. Prodromen = vage verschijnselen voorafgaand aan ziekte (moe, lusteloos, weinig eetlust)

Besmetting

• Pathogeen micro-organismen
• Porte d' entree

1.  Ademhalingswegen
2. Spijsverteringsorganen
3. Urinewegen
4. Geslachtsorganen
   
5. Wonden
6. Poriën in de huid > talg- en zweetklieren/haarzakjes
7. Huid > insectensteek

Besmetting -> Infectie

De mate waarin je symptomen van een infectie krijgt, hangt van verschillende factoren af:

1. De plaats waar het micro-organisme je lichaam is binnengedrongen.
2. Het aantal micro-organismen dat is binnengedrongen.
3. De mate waarin het micro-organisme ziekteverwekkend is.
4. Het afweersysteem van je lichaam.

Ontstekingsreactie

1. Roodheid = rubor
2. Warmte = calor
3. Zwelling = tumor
4. Pijn = dolor
5. Gestoorde functie = functio 

Infecties

• Bij infecties ontstaat pus=

1. Dode leukocyten (witte bloedcellen)
2. Dode weefselcellen
3. Levende micro-organismen

• Als pus zich in weefsels ophoopt, ontstaat er een:

1.  Abces = niet eerder bestaande holte gevuld met pus
2. Sepsis = micro-organismen in bloedbaan

Symptomen van een infectie

De ernst van de klachten kan variëren van je niet lekker en wat moe voelen of overal pijn voelen, tot zeer ziek zijn met hoge koorts en koude rillingen.

Vaak heeft een virale infectie (een virus) een wat sluipender verloop dan het meer acute ontstaan van een bacteriële infectie (een bacterie).

De klachten die je hebt bij een infectie worden vaak niet alleen veroorzaakt door de ziekteverwekker zelf, maar ook door de afweerreactie van je lichaam.

Bacteriën

• Eencellig organisme
• Kunnen zelfstandig leven én delen
• Miljarden in- en op ons lichaam
• Commensaal en pathogeen 

Commensaal = nuttig

Pathogeen = ziekteverwekkend

Boek BLZ 87

Bact. Kunnen zelfstandig leven en zichzelf delen.

Kok: tweetal = diplo, 

rijtjes = strepto, 

trosjes/groepjes = stafylo

De stafen liggen altijd los.

mboleren.nl

Start >  Introductie pathologie of microbiologie

Doornemen infectieziekten H7

Huiswerk

-Inleiding medische kennis mee
-Lezen: Inleiding medische kennis H.7.2.3 t/m 7.2.5
-Leren: de theorie tot nu toe