recap grammar chapter 1 - Kader 3

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Grammar I   -   Chapter 1   -   Kader 3

Topics Chapter 1 - Kader 3

Past simple tense + irregular verbs

who / which

much / many

a / an

used to

Zet het werkwoord in de verleden tijd:
They (to work) at school yesterday.

Zet het werkwoord in de verleden tijd:
He (to wash) the dog's hair.

De past simple tense is in het Nederlands de ....... tijd.

De past simple tense maak je door ..... achter het werkwoord te zetten

Zet het werkwoord in de verleden tijd:
I really (enjoy) eating fries when I was younger.

Zet het werkwoord in de verleden tijd:
I really (eat) many fries when I was younger.

Wat komt er op de plaats van de puntjes?
Who of which?

This is the man ...... invented the computer.

1. who
2. which

Did you see the photo of Mary ....... George took?

1. who
2. which

Je gebruikt ..... bij dingen en dieren

1. who
2. which

Je gebruikt ..... bij mensen

1. who
2. which

Wat komt er op de plaats van de puntjes?
Much of many?

This book has ........ pictures in it.

1. much
2. many

This book, however, has too ........ text.

1. much
2. many

Much gebruik je wanneer je van iets veel / weinig hebt.

veel

weinig

Many gebruik je wanneer je van iets veel / weinig hebt.

veel

weinig

Much gebruik je wanneer het zelfstandig naamwoord dat er achter komt enkelvoud / meervoud is

enkelvoud

meervoud

Many gebruik je wanneer het zelfstandig naamwoord dat er achter komt enkelvoud / meervoud is

enkelvoud

meervoud

He reads ...... story

1. a
2. an

He reads ...... old story

1. a
2. an

She was here ...... hour ago.

1. a
2. an

They saw ...... unicorn on the cover of her notebook.

1. a
2. an

Vul in: gebruik used to
We (be able) to dance on the table with nothing but stars in our eyes.

Vul in: gebruik used to
Mum (grow) her own vegetables.

Je gebruikt used to + hele werkwoord om te zeggen

1. dat je iets gaat doen
2. wat je gebruikt hebt
3. wat je vroeger vaak deed
4. wat je vaak wilt gaan doen

Evaluation

1. Wat wist je nog en wat was je vergeten?

2. Wat wil je nog goed oefenen voor de toets?