- Je weet wat import, export en wederuitvoer is. - Je weet wat een betalingsbalans is en kunt aangeven of er een overschot of een tekort is.
- Je kunt de import/exportquote uitrekenen en kunt aangeven of er sprake is van een open of gesloten economie.
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Lesdoelen 8.1
- Je weet wat import, export en wederuitvoer is. - Je weet wat een betalingsbalans is en kunt aangeven of er een overschot of een tekort is.
- Je kunt de import/exportquote uitrekenen en kunt aangeven of er sprake is van een open of gesloten economie.
Slide 1 - Tekstslide
Een Duitser verblijft in een hotel in Volendam. Dit is voor Nederland..
A
Export van goederen
B
Export van diensten
C
Import van goederen
D
Import van diensten
Slide 2 - Quizvraag
Internationale handel
Het kopen van of verkopen aan bedrijven in het buitenland.
Internationale handel bestaat dus uit het in- en uitvoeren van goederen en diensten
Slide 3 - Tekstslide
Import en Export
Nederland importeert goederen en diensten uit het buitenland en exporteert ook goederen en diensten naar het buitenland.
Slide 4 - Tekstslide
Import
Import: er gaat geld naar het buitenland, het kost geld!
Bijvoorbeeld: We voeren bananen in Ed Sheeran geeft een concert in de Ziggo Dome Jullie gaan op schoolreis naar Berlijn
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Export
Export: Het buitenland betaalt ons geld, het levert ons geld op!
Bijvoorbeeld : Een Nederlands baggerbedrijf baggert in Dubai We verkopen Beemsterkaas aan Duitsland
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Nederlanders houden graag vakantie in het buitenland. Als ze met een buitenlandse vliegmaatschappij reizen dan is er sprake van..
A
Export van goederen.
B
Export van diensten.
C
Import van goederen.
D
Import van diensten.
Slide 9 - Quizvraag
Voorbeeld wederuitvoer:
Auto uit de V.S. komt naar Nederland en is voor Duitsland bestemd.
Slide 10 - Tekstslide
Hoeveel % bestaat uit wederuitvoer?
(DEEL/GEHEEL) x 100% oftewel (WAT/WAARVAN) x 100%
Werderuitvoer is 193,5 miljard
Totaal uitvoer goederen is 431,4 miljard
Bereken het wederuitvoer percentage
(deel / geheel) x 100%
193,5 / 431,4 x 100 = 44,9%
Slide 11 - Tekstslide
Import- en Exportquote
Het percentage van de totale importwaarde of exportwaarde ten opzichte van het nationaal inkomen.
Slide 12 - Tekstslide
Import- en Exportquote
Het percentage van de totale importwaarde of exportwaarde ten opzichte van het nationaal inkomen.
invoerwaarde = € 485 miljard
uitvoerwaarde = € 540 miljard
nationaal inkomen = € 680 miljard
Bereken de import- en de exportquote
485 miljard / 680 miljard x 100%
71,3%
Importquote
540 miljard / 680 miljard x 100%
79,4%
Exportquote
Slide 13 - Tekstslide
Open economie
Nederland heeft een open economie
Of Nederland naar verhouding veel met het buitenland handelt kun je meten m.b.v. de export- en importquote (hoge cijfers).
Slide 14 - Tekstslide
Gesloten economie
Noord-Korea heeft een gesloten economie
Of Noord-Korea naar verhouding veel met het buitenland handelt kun je meten m.b.v. de export- en importquote (lage cijfers).
Slide 15 - Tekstslide
Betalingsbalans
De betalingsbalans geeft een overzicht van de exportwaarde en de importwaarde van goederen en diensten. Het verschil tussen de export- en importwaarde noem je het saldo van de betalingsbalans (overschot of tekort).
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Wat zijn kenmerken van een land met een open economie?
A
Weinig invoer (import) en uitvoer (export) in verhouding tot de productie.
B
Veel invoer (import) en veel uitvoer (export) in verhouding tot de productie.
Slide 18 - Quizvraag
Het voordeel van import voor de Nederlandse consument is ...
A
meer keuze in goederen en diensten.
B
minder keuze in goederen en diensten.
Slide 19 - Quizvraag
Een voordeel van meer export is ...
A
dat de werkgelegenheid daalt.
B
dat de werkgelegenheid stijgt.
Slide 20 - Quizvraag
Wat is geen vorm van internationale handel?
A
Nederland verkoopt aan China
B
Duitsland koopt van Nederland
C
Brussel koopt van Londen
D
Amsterdam verkoopt aan Eindhoven
Slide 21 - Quizvraag
Als twee of meer landen met elkaar handelen noem je dat:
A
importeren
B
exporteren
C
internationale handel
D
buitenlandse zaken
Slide 22 - Quizvraag
Als wij iets verkopen naar het buitenland noem je dat:
A
Importeren
B
Exporteren
C
internationale handel
D
verkopen
Slide 23 - Quizvraag
Als je in Duitsland naar de kapper gaat dan is dat voor Nederland...
A
Import
B
Export
Slide 24 - Quizvraag
Veel handelen met het buitenland heet:
A
open economie
B
gesloten economie
C
internationale economie
D
nationale economie
Slide 25 - Quizvraag
De betalingsbalans geeft de waarde weer van de:
A
geïmporteerde en geëxporteerde goederen
B
geïmporteerde en geëxporteerde diensten
C
geïmporteerde en geëxporteerde goederen en diensten
Slide 26 - Quizvraag
Als de waarde van de geïmporteerde goederen groter is dan de waarde van de geëxporteerde goederen heb je:
A
een overschot op de betalingsbalans
B
een tekort op de betalingsbalans
C
een evenwicht op de betalingsbalans
Slide 27 - Quizvraag
Lesdoelen 8.1
- Je weet wat import, export en wederuitvoer is. - Je weet wat een betalingsbalans is en kunt aangeven of er een overschot of een tekort is.
- Je kunt de import/exportquote uitrekenen en kunt aangeven of er sprake is van een open of gesloten economie.