Oefentoets Unit 7

Oefentoets
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets

Slide 1 - Tekstslide

Vertaal de woorden naar het Nederlands.
pupil

Slide 2 - Open vraag

Vertaal de woorden naar het Nederlands.
definitely

Slide 3 - Open vraag

Vertaal de woorden naar het Nederlands.
imitate

Slide 4 - Open vraag

Vertaal de woorden naar het Engels.
eventjes

Slide 5 - Open vraag

Vertaal de woorden naar het Engels.
bijvoorbeeld

Slide 6 - Open vraag

Vertaal de woorden naar het Engels.
telefoontje

Slide 7 - Open vraag

Vergelijken. Vul de juiste vorm van de woorden voor de zinnen in.
(unusual) Nothing is ...... than this animal.

Slide 8 - Open vraag

Vergelijken. Vul de juiste vorm van de woorden voor de zinnen in.
(happy) Amy isn't happy now. She was ...... at her old school.

Slide 9 - Open vraag

Vergelijken. Vul de juiste vorm van de woorden voor de zinnen in.
(cheap) These shoes are ...... than those.

Slide 10 - Open vraag

Schrijf een korte zin waarin je twee dingen vergelijkt. Gebruik de woorden more en difficult.

Slide 11 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Gebruik de present perfect.
Let op: + = bevestigend, − = ontkennend, ? = vragend
? (call) .... Jessica .... you yesterday?

Slide 12 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Gebruik de present perfect.
Let op: + = bevestigend, − = ontkennend, ? = vragend
- (break) I can see that you ....... your arm.

Slide 13 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Gebruik de present perfect.
Let op: + = bevestigend, − = ontkennend, ? = vragend
? (win) ..... they .... all that money?

Slide 14 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Gebruik de present perfect.
Let op: + = bevestigend, − = ontkennend, ? = vragend
+ (feed) Karen ..... the dogs.

Slide 15 - Open vraag

Vul in: many - much.
We haven't got .... classmates.

Slide 16 - Open vraag

Vul in: many - much.
There isn't .... news about the lottery.

Slide 17 - Open vraag

Vul in: many - much.
We don't have .... ice cream in the freezer.

Slide 18 - Open vraag

Vul in: shall –will - won’t.
Don't worry. My friends ... forget your party.

Slide 19 - Open vraag

Vul in: shall –will - won’t.
.... I paint this door?

Slide 20 - Open vraag

Vul in: shall –will - won’t.
My team ... go to London next year.

Slide 21 - Open vraag

Vul in: any – anybody– anything – anywhere – some – somebody– something – somewhere.
Sue can't find her Ipad ..... .

Slide 22 - Open vraag

Vul in: any – anybody– anything – anywhere – some – somebody– something – somewhere.
.... will take you home later.

Slide 23 - Open vraag

Vul in: any – anybody– anything – anywhere – some – somebody– something – somewhere.
Are there ... messages for me?

Slide 24 - Open vraag

Vertaal de volgende zinnen naar het Engels.
Dat is helemaal goed.

Slide 25 - Open vraag

Vertaal de volgende zinnen naar het Engels.
Ik wil echt beroemd worden.

Slide 26 - Open vraag

Vertaal de volgende zinnen naar het Engels.
Ik ben liever de oude man.

Slide 27 - Open vraag