Tegenwoordige tijd
1 / 25
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Welk woord is een werkwoord?
A
borden
B
braden
C
brommer
D
bestek
Slide 3 - Quizvraag
Welk woord is een werkwoord?
A
groente
B
keuken
C
kok
D
koken
Slide 4 - Quizvraag
Welk woord is een werkwoord?
A
messen
B
oven
C
mixen
D
pan
Slide 5 - Quizvraag
Welk woord is een werkwoord?
A
roeren
B
saus
C
spaghetti
D
tomaten
Slide 6 - Quizvraag
Welk woord is een werkwoord?
A
vlees
B
vis
C
keukenmes
D
snijden
Slide 7 - Quizvraag
Welk woord is een werkwoord?
A
soep
B
maaltijd
C
verwarmen
D
voeding
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Wat is de persoonsvorm?
Wij voetballen vaak op straat.
Wij voetballen vaak op straat.
Slide 10 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm?
Meestal doet mijn buurmeisje Sacha ook mee.
Meestal doet mijn buurmeisje Sacha ook mee.
Slide 11 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm?
Sacha speelt in B1 van de Hattemse Voetbalclub.
Sacha speelt in B1 van de Hattemse Voetbalclub.
Slide 12 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm?
Vorig jaar is haar team kampioen geworden.
Vorig jaar is haar team kampioen geworden.
Slide 13 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm?
Daarom zijn ze gepromoveerd.
Daarom zijn ze gepromoveerd.
Slide 14 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm?
Dit jaar hebben ze niet alle wedstrijden gewonnen.
Dit jaar hebben ze niet alle wedstrijden gewonnen.
Slide 15 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm?
Kiki speelt ook in het team van Sacha.
Slide 16 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm?
Zij is sinds kort spitst.
Zij is sinds kort spitst.
Slide 17 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm?
In dit seizoen heeft Kiki al zeven keer gescoord.
In dit seizoen heeft Kiki al zeven keer gescoord.
Slide 18 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm?
Daarom is zij topscorer van het team.
Daarom is zij topscorer van het team.
