HZS 10 het huis > ons -onze

• ISK/nt2
• ISK

HZS 10 het huis > ons -onze

we leren 

wanneer   

het is  ons   huis 

 het is  onze auto 

mijn potlood. 

1 persoon 

Het potlood is van mij.  

het is mijn potlood. 

jij hebt een potlood. 

je wijst aan  >

en jij zegt : 

het is jouw potlood 

1 persoon 

Het potlood is van mij.  

het is potlood. 

jij hebt een potlood.

en jij zegt : 

het is jouw potlood.  

u  

is een mevrouw of 

ouder iemand. >>respect! 

het is uw potlood 

1 persoon 

meisje - vrouw 

>>>haar 

jongen - man

>>>zijn  

aanwijzend 

het is haar  potlood 

het is zijn  potlood 

meer personen / groep

 

wij  of jullie en zij 

jullie - jullie 

  

aanwijzend van.......

wij hebben een potlood het is ons potlood 

het is onze fiets 

jullie hebben een huis het is jullie huis   

 

wij hebben een potlood
het is .........potlood

jullie hebben een potlood
het is .........potlood

wij hebben een huis het is ........

1. mijn
2. ons
3. jullie
4. haar

hij heeft een fiets het is ........

1. zijn
2. ons
3. jullie
4. haar

wij hebben een hond het is ........

1. mijn
2. ons
3. onze
4. haar

wij hebben veel eten in de koelkast het is ........eten

1. mijn
2. ons
3. onze
4. haar

u hebt een klas het is ........klas

1. uw
2. u
3. zijn
4. haar

jij hebt een schooltas het is ........schooltas

1. uw
2. jouw
3. haar
4. jullie

maak een zin met
ipad / mijn / in / tas / ik / heb/ de