Repaso gramática eindtoets grammatica

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

presente perfecto

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¡Repasamos!

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je de perfecto?
koppelwerkwoord haber + voltooid deelwoord (Sp: participio)

voltooid deelwoord =
stam + ado/ido



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je gebruikt de presente perfecto bij: 

  • gebeurtenissen uit het verleden die te maken hebben met het heden 
  • gebeurtenissen uit het verleden zonder concreet tijdstip 
De signaalwoorden die bij de presente perfecto horen zijn: 
  • hoy = vandaag 
  • esta semana = deze week 
  • este año = dit jaar 
  • alguna vez = ooit 
  • todavía no = nog niet
  • ya = al 
  • muchas veces = vaak 
  • no = niet 
  • nunca = nooit 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Decir
Dicho
Escribir
Escrito
Hacer
Hecho
Ver
Visto
Abrir
Abierto
Poner
Puesto
Volver
Vuelto
Romper
Roto
Onregelmatige ww in de presente perfecto.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet in de presente perfecto:
Nosotros (beber) agua.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet in de presente perfecto:
Yo (comer) paella.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

futuro...

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

FUTURO

- gebruik

als je wil aangeven dat je iets GAAT DOEN


- met werkwoorden

vervoeging werkwoord IR + A + HELE WW

vb. ik ga slapen -> VOY A DORMIR


- met wederkerende ww

Levantarse -> ME VOY A LEVANTAR 

of

Levantarse -> VOY A LEVANTARME

+ a + 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet de werkwoorden in de futuro
  1. María y yo comemos paella.
  2.  Juan habla con su madre.
  3. Susana y tú vivís en Argentina.
  4. Ana y Pedro están en la clase.
  5. Yo soy holandesa.
  6. tienes mascotas.
  7. Tú y yo estudiamos español.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden
  1. María y yo vamos a comer paella.
  2.  Juan va a hablar con su madre.
  3. Susana y tú vais a vivir en Argentina.
  4. Ana y Pedro van a estar en la clase.
  5. Yo voy a ser holandesa.
  6. vas a tener mascotas.
  7. Tú y yo vamos a estudiar español.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

el verbo "gustar"

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

El verbo gustar = houden van/leuk vinden/ 
lekker vinden
(A mí)                                 me                
(A tí)                                    te
(A él/ella/usted)            le                          gusta      + zelfst. nw. enkelvoud
(A nosotros/-as)           nos                      gusta      + werkwoord
(A vosotros/-as)            os                        gustan    + zelfst. nw. meervoud
(A ellos/-as/uds.)          les

LET OP! de vormen tussen haakjes mag je weglaten. Me, te,se, etc. MOETEN wel altijd gebruikt worden. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A él _____ el español (gustar)

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Me ________ las vacaciones. (gustar)

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

¿A tí ...................... los perros? (gustar)

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

verbos reflexivos

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wederkerende ww
ALTIJD 2 COMPONENTEN

het wederkerende deel + vervoegd werkwoord




Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul in de juiste vorm van het wederkerende werkwoord:
Yo _________ (ponerse) una falda

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul in de juiste vorm van wederkerende werkwoord:
Tú __________ (vestirse) un pantalón marrón

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

¡Pregunta!
Hoe zet je een wederkerend werkwoord in de presente perfecto ?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag ben ik om 7 uur opgestaan

Slide 23 - Open vraag

Het goede antwoord is: Diego was veel ouder en was al heel bekend toen ze elkaar ontmoette 
Verbos reflexivos en presente perfecto
Me he levantado
Te has levantado
Se ha levantado
Nos hemos levantado
Os habéis levantado
Se han levantado

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

El perfecto y los verbos reflexivos

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies