quiz werkwoorden OLT klas 2

OLT spelling en grammatica
De laatste les......
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

OLT spelling en grammatica
De laatste les......

Slide 1 - Tekstslide


Wat vond je van de OLT Werkwoordspelling? 
A
B
C
D

Slide 2 - Quizvraag


Wil je er nog iets over zeggen? 

Slide 3 - Open vraag

Zwakke en sterke werkwoorden
in deze les gaan we een quiz doen met zwakke en sterke werkwoorden 

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling
Lees de volgende slides nog eens aandachtig door

Slide 5 - Tekstslide

In de vorige les hebben we geleerd wat 1e, 2e en 3e persoon zijn

Slide 6 - Tekstslide

En hoe die vervoegd worden
Stam + ...

Slide 7 - Tekstslide

Zwakke en sterke werkwoorden
Wat is het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden?

Slide 8 - Tekstslide

Zwakke en sterke werkwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Bij zwakke werkwoorden wordt in de verleden tijd achter de stam
-de(n)
of
-te(n)
geschreven
Voorbeelden:
gebruiken - ik gebruik + te
gebeuren - het gebeur + de

Slide 10 - Tekstslide


Schrijf in de verleden tijd
zwakke werkwoorden
ik [werken]

Slide 11 - Open vraag


Schrijf in de verleden tijd
zwakke werkwoorden
jij [gebruiken]

Slide 12 - Open vraag


Schrijf in de verleden tijd
zwakke werkwoorden
hij [dansen]

Slide 13 - Open vraag


Schrijf in de verleden tijd
zwakke werkwoorden
het [gebeuren]

Slide 14 - Open vraag


Schrijf in de verleden tijd
zwakke werkwoorden
we [beschermen]

Slide 15 - Open vraag


Schrijf in de verleden tijd
zwakke werkwoorden
jullie [reizen]

Slide 16 - Open vraag


Schrijf in de verleden tijd
zwakke werkwoorden
ze [kussen]

Slide 17 - Open vraag

Zwakke werkwoorden
zwakke werkwoorden noemen we ook wel regelmatige werkwoorden omdat ze de normale regels volgen

Slide 18 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden
Je schrijft bijvoorbeeld ik werkte, maar ik hoorde.
Hoe weten we nu of de verleden tijd op -te(n) of -de(n) eindigt?
We hebben daar een regel voor:

Als de stam eindigt op een medeklinker uit

't kofschip
schrijven we de uitgang -te(n)

Voorbeeld: werkte, schepte, kostte.

Slide 19 - Tekstslide


Zwakke werkwoorden
Welke verleden tijd is goed? (gebruik 't kofschip)
mijn zus [bakken] koekjes
A
bakde
B
baktte
C
bakte
D
bakten

Slide 20 - Quizvraag


Zwakke werkwoorden
Welke verleden tijd is goed? (gebruik 't kofschip)
Rob [fietsen] vroeger heel graag
A
fietstte
B
fietste
C
fietsde
D
fietsten

Slide 21 - Quizvraag


Zwakke werkwoorden
Welke verleden tijd is goed? (gebruik 't kofschip)
[studeren] je vaak voor je lessen?
A
studeerte
B
studeerde
C
studeerden
D
studeerdte

Slide 22 - Quizvraag


Zwakke werkwoorden
Welke verleden tijd is goed? (gebruik 't kofschip)
jullie [gebruiken] geen handschoenen
A
gebruikten
B
gebruiktten
C
gebruikden
D
gebruikte

Slide 23 - Quizvraag


Zwakke werkwoorden
Welke verleden tijd is goed? (gebruik 't kofschip)
Ann en Maria [feesten] tot laat in de avond
A
feesten
B
feesden
C
feestten
D
feestte

Slide 24 - Quizvraag


Zwakke werkwoorden
Welke verleden tijd is goed? (gebruik 't kofschip)
Waar [horen] je dat verhaal?
A
hoorden
B
horde
C
hoordde
D
hoorde

Slide 25 - Quizvraag

Sterke werkwoorden

Slide 26 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
Voorbeeld:
Ik leesde las gisteren een boek.
Zij loopte liep naar haar mama.
Ik kijkte keek vroeger graag naar de Fabeltjeskrant.

Bij sterke werkwoorden verandert in de verleden tijd de klinker van de stam.
Voorbeeld:
hele werkwoord: lopen - Stam: loop - verleden tijd: liep

Slide 27 - Tekstslide


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
sterke werkwoorden
ik [kopen] gisteren een boek

Slide 28 - Open vraag


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
sterke werkwoorden
Saartje [houden van] Barbie

Slide 29 - Open vraag


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
sterke werkwoorden
papa en mama [geven] ons veel cadeautjes

Slide 30 - Open vraag


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
sterke werkwoorden
Max en ik [eten] alles op

Slide 31 - Open vraag


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
sterke werkwoorden
Jan [brengen] Anneke naar huis

Slide 32 - Open vraag


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
sterke werkwoorden
de man [slaan] de arme hond

Slide 33 - Open vraag


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
sterke werkwoorden
vannacht [vriezen] het hard

Slide 34 - Open vraag


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
sterke werkwoorden
Piet [vragen] hoe oud ik ben

Slide 35 - Open vraag


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
sterke werkwoorden
hij zei dat het hem erg [spijten]

Slide 36 - Open vraag


Schrijf het werkwoord in de verleden tijd
sterke werkwoorden
een dief [stelen] gisteren mijn juwelen

Slide 37 - Open vraag

Zwakke en sterke werkwoorden
zwakke werkwoorden noemen we ook wel regelmatige werkwoorden omdat ze de normale regels volgen.
sterke werkwoorden noemen we ook
onregelmatige werkwoorden.

Slide 38 - Tekstslide

sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
liggen
???
???
liggen lig lag
bewaren
toon uitleg

Slide 39 - Tekstslide


sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
liggen
???
???

Slide 40 - Open vraag


sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
blijken
???
???

Slide 41 - Open vraag


sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
knijpen
???
???

Slide 42 - Open vraag


sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
sterven
???
???

Slide 43 - Open vraag


sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
vliegen
???
???

Slide 44 - Open vraag


sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
bedriegen
???
???

Slide 45 - Open vraag


sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
bijten
???
???

Slide 46 - Open vraag


sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
grijpen
???
???

Slide 47 - Open vraag


sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
helpen
???
???

Slide 48 - Open vraag


sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
geven
???
???

Slide 49 - Open vraag


sterke werkwoorden
Werkwoord
Tegenwoordige tijd (stam)
Verleden tijd enkelvoud
schrikken
???
???

Slide 50 - Open vraag