Oefenen: kunnen of mogen?
1) Ik ...... vandaag met mijn zus naar Rotterdam.
2) De kinderen ................ buiten op het plein spelen.
3) Mees .................... goed voetballen.
4) Zij .............. heel goed fietsen.
5) Bart en Emma .................... met de klas naar een pretpark.
Jullie mogen nu de antwoorden opschrijven.