samengestelde woorden, koppelteken en weglatingstreepje


Welkom allemaal! Fijn dat jullie er zijn!
Hier:

  • is het rustig en gaan we met respect met elkaar om.
  • staat de telefoon op stil en zit hij in je tas of zak.
  • heb je geen kauwbare dingen in je mond.
  • is iedereen nuttig bezig (nee, spelletjes spelen en praten zijn geen nuttige bezigheden).

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


Welkom allemaal! Fijn dat jullie er zijn!
Hier:

  • is het rustig en gaan we met respect met elkaar om.
  • staat de telefoon op stil en zit hij in je tas of zak.
  • heb je geen kauwbare dingen in je mond.
  • is iedereen nuttig bezig (nee, spelletjes spelen en praten zijn geen nuttige bezigheden).

Slide 1 - Tekstslide

HST 3
  • Het koppelteken
  • Het weglatingstreepje

Slide 2 - Tekstslide

lesdoel 1
Ik kan woorden met koppelteken correct spellen.

Slide 3 - Tekstslide

Samengestelde woorden
Samenstellingen schrijf je in principe aan elkaar.
voetbal + competitie = voetbalcompetitie
tentamen + stress =  tentamenstress

en soms gebruik je een tussenletter
station+straat = stationsstraat
bij + honing = bijenhoning
rood+kool = rodekool

Slide 4 - Tekstslide

wat staat hier?
naapen
  • na-apen



Slide 5 - Tekstslide

koppelteken

Slide 6 - Tekstslide

koppelteken

Je gebruikt een koppelteken als er klinkers botsen, die ook samen een klank kunnen vormen.

bijvoorbeeld:
auto + ongeluk = auto-ongeluk
mini + jurk = mini-jurk

Slide 7 - Tekstslide

kijk maar
minijurk
  • mini-jurk

camerainstelling
  • camera-instelling

Slide 8 - Tekstslide

koppelteken
Uitzonderingen
Je gebruikt een koppelteken als er er in het samengestelde woord cijfers voor?

bijvoorbeeld:
80-jarige

Slide 9 - Tekstslide

koppelteken
Je gebruikt een koppelteken als er in het samengestelde woord een afkorting voorkomt.

bijvoorbeeld:
usb-stick

Slide 10 - Tekstslide

koppelteken
Uitzonderingen
Je gebruikt een koppelteken bij aardrijkskundige namen

bijvoorbeeld:
Zuid + Holland = Zuid-Holland

Slide 11 - Tekstslide

wel of geen koppelteken
A
stageuren
B
stage-uren

Slide 12 - Quizvraag

wel of geen koppelteken
A
minimuminkomen
B
minimum-inkomen

Slide 13 - Quizvraag

wel of geen koppelteken
A
Noord-Holland
B
Noord Holland

Slide 14 - Quizvraag

Wat is goed?
A
minijurk
B
mini-jurk

Slide 15 - Quizvraag

wel of geen koppelteken
A
politieauto
B
politie-auto
C
politie auto

Slide 16 - Quizvraag

Gebruik je bij dit woord een koppelteken?
A
autoongeluk
B
auto-ongeluk

Slide 17 - Quizvraag

wel of geen koppelteken
A
14 jarigen
B
14-jarigen

Slide 18 - Quizvraag

Waar is het koppelteken juist gebruikt?
A
BMIwaarden
B
BMI-waarden

Slide 19 - Quizvraag

wel of geen koppelteken
A
24-urige
B
24 urige

Slide 20 - Quizvraag

wel of geen koppelteken
A
50 plusser
B
50-plusser

Slide 21 - Quizvraag

wel of geen koppelteken
A
kleuren-tv
B
kleuren tv

Slide 22 - Quizvraag

wel of geen koppelteken
A
A4 formaat
B
A4-formaat

Slide 23 - Quizvraag

wel of geen koppelteken
A
cv-ketel
B
cv ketel

Slide 24 - Quizvraag

wel of geen koppelteken
A
autoonderdelen
B
auto-onderdelen

Slide 25 - Quizvraag

wel of geen koppelteken
A
cameraopstelling
B
camera-opstelling

Slide 26 - Quizvraag

wel of geen koppelteken
A
Centraal-Afrika
B
Centraal Afrika

Slide 27 - Quizvraag

Ik gebruik een koppelteken als:
1. De klinkers  botsen en ik daardoor het woord verkeerd uitsrpeek zoals
(auto-ongeluk of mini-jurk)
2. In het samengestelde woord cijfers voorkomen zoals
(80-jarige of 24-urig )
3. In het samengestelde woord een afkorting voorkomt zoals
(cd-rom of  kleuren-tv)
4. In het samengestelde woord een aardrijkskundige naam voorkomt zoals
(Centraal-Afrika of Noord-Holland)

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Link

Weglatingstreepje
Je gebruikt het weglatingsstreepje als je een deel van een woord weglaat:
- in- en uitvoer (invoer en uitvoer),
- jongensjassen en -petten (jongensjassen en jongenspetten).

Let op: gebruik geen weglatingsstreepje als je een heel woord weglaat: dure en goedkope oorbellen.

Slide 30 - Tekstslide

Lesdoel: trema

* Je leert een trema binnen een los woord te gebruiken als dat woord verkeerd kan worden gelezen.

Slide 31 - Tekstslide

Met een trema?
 Dat wil zeggen twee puntjes boven een klinker. 
Je geeft aan dat bij die klinker een nieuwe klank begint.

Slide 32 - Tekstslide

Trema?
poeziealbum
A
ja
B
nee

Slide 33 - Quizvraag

Trema?
industriele
A
ja
B
nee

Slide 34 - Quizvraag

samengevat:
In woorden die eindigen op -ie of -ee en een meervoud -en hebben, 
zoals knie en idee, zet je een trema op de laatste e om verwarring over de uitspraak te voorkomen.

Slide 35 - Tekstslide