3TL 6.2 les 3/4

6.2 Voedsel voor veel mensen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

6.2 Voedsel voor veel mensen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je de term 'ecologische voetafdruk' het beste omschrijven?
A
De ecologische voetafdruk zegt iets over hoeveel jij van de aarde gebruikt
B
De ecologische voetafdruk gaat over hoeveel ruimte jij inneemt
C
De ecologische voetafdruk heeft alleen te maken met het gebruik van het landoppervlak
D
De ecologische voetafdruk zegt iets over de bevolkingsdichtheid in een land

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun jij je ecologische voetafdruk verkleinen?
A
Minder reizen
B
Minder vlees eten
C
Minder energie verbruiken
D
Alles wat genoemd is

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de natuur wordt alles wat gebruikt wordt ook weer aangevuld. Hierdoor gaan er geen stoffen verloren. Hoe noem je zo'n goed werkende kringloop?
A
Open kringloop
B
Gesloten kringloop
C
Kringloop van het leven
D
Ecologische voetafdruk

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kunt vertellen hoe boeren veel voedsel produceren voor een zo laag mogelijke prijs.
  • Je kunt uitleggen waarom er zoveel regels voor boeren zijn.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bevolking
  • In Nederland leven 17.000.000 mensen.
  • Al deze mensen eten dagelijks drie maaltijden.
  • Dit voedsel wordt voor een groot deel in Nederland geproduceerd.
  • Daarnaast vindt er vanuit Nederland heel veel export (verkoop naar andere landen) plaats van agrarische producten.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veel voedsel produceren
Boeren proberen met zo min mogelijk kosten zoveel mogelijk voedsel te produceren.
Dat gebeurt op 4 manieren: 
  1. Veel van hetzelfde produceren
  2. Opbrengst verhogen 
  3. Schade en ziekte voorkomen
  4. Supergewassen en super-vee creëren

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Monocultuur: makkelijk zaaien / oogsten
  • Kunst(mest) toevoegen: meer opbrengst 
  • Gewasbescherming (tegen plagen)
  • Intensieve veehouderij/bioindustrie 
  • Krachtvoer
  • Fokken (= veredeling)
Goedkope voedselproductie
  • Veredeling en genetische modificatie

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gemengd bedrijf
Vroeger zag je veel meer gemengde bedrijven: akkerbouw en veeteelt samen in één bedrijf.

Waarom is dat duurzamer?

Slide 9 - Tekstslide

een gemengd bedrijf heeft vaak een gesloten kringloop. Hierdoor gaan er geen stoffen verloren. 
0

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Verzuring
Gevolgen:
  • Wortelharen beschadigen
  • Kalktekort
  • Afname biodiversiteit:
  • Zeldzame soorten sterven uit

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verzuring van het milieu wordt vooral veroorzaakt door gassen zoals ammoniak, stikstofoxide en zwaveldioxide.
Welk van deze afvalgassen is voornamelijk afkomstig uit de veeteelt?
A
Ammoniak
B
Stikstofoxide
C
Zwaveldioxide
D
Waterstof

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Regels voor boeren
Akkerbouw en veeteelt heeft gevolgen voor de omgeving.
Daarom moeten boeren aan veel regels voldoen.
Op de volgende slides meer over:
  1. Regels voor de mestproductie en bemesting
  2. Regels voor gewasbeschermingsmiddelen
  3. Regels voor het welzijn van dieren

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Regels voor de mestproductie en bemesting
Regels:
  • Boeren mogen niet méér mineralen op het land brengen dan hun gewassen op kunnen nemen.
  • Boeren mogen de mest niet over het land verspreiden, maar moeten het met een machine in de grond spuiten = mestinjectie
Gevolgen overbemesting:
  • Meer mineralen in de grond dan planten en akkers nodig zijn = milieuproblemen
  • Mineralen zakken de bodem in en komen in het grondwater terecht = vermesting
    --> sommige planten soorten groeien te snel en overwoekeren andere soorten
    --> waterbloei (waterplantjes als alg en kroost groeien zeer snel)
  • Verzuring van de bodem door ammoniak in dierlijke mest

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. toename algen en kroos
2. water troebel.  Licht wordt tegengehouden. Bodemplanten sterven 
3. roofvissen kunnen prooi niet meer zien en sterven
4.  afname watervlo, toename algen
 5. algen leven kort en sterven.  Veel reducenten. Weinig zuurstof, veel CO2. Geen leven mogelijk
waterbloei

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Regels voor gewasbeschermingsmiddelen
Regels:
  1. De middelen moeten selectief zijn: doden zoveel mogelijk alleen de plaagorganismen.
  2. De middelen moeten biologisch afbreekbaar zijn: bacteriën en schimmels kunnen het afbreken.
Gevolgen:
  1. Als het niet selectief is: andere organismen worden ook gedood.
  2. Als het niet biologisch afbreekbaar is: het gif blijft te lang in de bodem. Planten nemen het gif op. Dieren die de planten eten krijgen het gif ook binnen. De gifstoffen worden opgeslagen in het vetweefsel of de lever en zo wordt het gif steeds hogerop in de voedselketen doorgegeven. Bovenin de keten ontstaat dan gifophoping. De dieren die bovenaan in de keten staan, krijgen zoveel gif binnen, dat ze ook doodgaan.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Regels voor het welzijn van dieren
Regels:
  1. Dieren moeten een minimale ruimte hebben in de stallen.
  2. Dieren moeten zoveel mogelijk hun natuurlijke gedrag kunnen vertonen.

Gevolgen:
Wanneer dieren te weinig ruimte hebben of hun natuurlijke gedrag niet kunnen vertonen, gaan ze zich abnormaal gedragen.
Voorbeelden:
- Kippen: pikken elkaar en zichzelf
- Varkens: bijten in de stalen hekken

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de afbeelding zie je een bestrijdingsmiddel. Dit bestrijdingsmiddel blijft heel lang in de bodem aanwezig.
Is dit middel selectief? En is dit middel biologisch afbreekbaar?
A
selectief: ja biologisch afbreekbaar: ja
B
selectief: ja biologisch afbreekbaar: nee
C
selectief: nee biologisch afbreekbaar: ja
D
selectief: nee biologisch afbreekbaar: nee

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maken:
6.2 opdracht 1 t/m 21

Voorbereiden voor de volgende les:
lezen blz. 176 t/m 181
Volgende les:

6.3 Afval


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies