Duits / H3 / 12-10

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Deutsch - H3

Herzlich wilkommen!

Inhalt dieser Stunde

• Das Verb werden
• An die Arbeit!
• Kahoot?

Lernziele:

• Am Ende dieser Stunde kann ich drei Sachen erzählen die ich morgen machen werde.

Werden

Het werkwoord werden heeft twee betekenissen:

Zullen en worden.

Let op! Je kan het woord in sommige gevallen ook vertalen met het Nederlandse gaan, maar dat woord heeft ook weer een eigen vertaling in het Duits (gehen).
De voorkeur is dus zullen / worden.

Werden

Om erachter te komen of werden in een zin worden of zullen betekent, vertaal je eerst de zin naar het Nederlands, en kijk je daarna welke vertaling het best in de zin past.

Werden

• Ich werde morgen 14 Jahre alt. = Ik word morgen 14 jaar oud.
• Wir werden in einem Restaurant essen. = Wij zullen in een          restaurant eten.
• Er wird heute Abend seine Hausaufgaben machen. Hij zal          vanavond zijn huiswerk maken
• Ihr werdet viel Spaß haben! = Jullie zullen veel plezier                  hebben!

Werden

ich werde

du wirst

er/sie/es/man wird

wir werden

ihr werdet    

sie/Sie werden

Let op! Bij du en er/sie/es/man treedt er een klinkerwisseling op. Bij du verdwijnt de d, maar blijft de uitgang hetzelfde. Bij er/sie/es/man krijg je geen uitgang.

Let er ook op dat Duitsers graag elke letter uitspreken. Daarom krijg je bij ihr een extra e tussen de d en de t.

Oefenen

Dat was de theorie.

Nu gaan we even oefenen.

In de volgende opdracht staan een aantal zinnen, waarbij er een vorm van werden in staat. Wat betekent werden in die zin? Worden of zullen?

Nächste Woche werden wir zusammen arbeiten.

1. worden
2. zullen

Das wird bestimmt eine tolle Zeit!

1. worden
2. zullen

Du wirst erwartet um neun Uhr.

1. worden
2. zullen

Du wirst es nie vergessen.

1. worden
2. zullen

Oefenen

Lukte dat een beetje?

We gaan nu verder naar het vervoegen.

In de volgende opdracht staan weer een aantal zinnen, aan jou de taak om de correcte vervoeging te kiezen!

Am Wochende ... ich ausschlafen.

1. werden
2. wirst
3. werde
4. wird

Sie ... bestimmt wieder nach Deutschland gehen!

1. werde
2. werdet
3. wirst
4. wird

Die Schüler ... morgen Unterricht haben von 8:30 Uhr bis 14:00 Uhr.

1. werden
2. wirst
3. werdet
4. wird

Das Wetter ... im Sommer immer besser!

1. wirst
2. wird
3. werdet
4. werden

Oefenen

Was dat alweer een stapje lastiger?
We gaan nu nog één onderdeel doen.

In de volgende opdracht staan weer een paar zinnen. 

Nu is het geen multiple choice, maar is het aan jou om de juiste vorm van werden in te vullen. Succes!

Mein Bruder ... im Sommer 20 Jahre alt.

... du deine Hausaufgaben machen?

Meine Freunden und ich ... morgen keine Schule haben.

... ihr im April in das Konzert gehen?

Ich ... früh nach Hause fahren.

Klaar!

Tot zover de LessonUp. Bedenk voor jezelf hoe het ging.

Pak je Arbeitsbuch, S. 37 en maak Aufgabe 4 bis 7.