grammar periode 3

Grammar periode 3
  1. Word-order
  2. Present simple & present continuous
  3. Past simple - irregular verbs 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammar periode 3
  1. Word-order
  2. Present simple & present continuous
  3. Past simple - irregular verbs 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is er fout in deze zin?
I went last year to Japan.

Slide 2 - Tekstslide

Tijd komt als laatst in een zin, altijd voor plaats.
I went to Japan last year.
I will go to school tomorrow.
We met each other at the cinema at 8 pm. 

Slide 3 - Tekstslide

Word Order

What is the correct word order?
A
Billy went next door to his friend five minutes ago.
B
Billy went to his friend next door five minutes ago.

Slide 4 - Quizvraag

Word Order

What is the correct word order?
A
See you next Monday at the Google Meet.
B
See you at the Google Meet next Monday.

Slide 5 - Quizvraag

wie?
doet?
wat?
waar?
wanneer?
Word Order
we
in the park
go
roller-skating
every Saturday

Slide 6 - Sleepvraag

wie?
doet?
wat?
waar?
wanneer?
Word Order
We
at the canteen
eat
lunch
most days

Slide 7 - Sleepvraag

Word Order
to
tomorrow
they
skiing
go
want

Slide 8 - Sleepvraag

What is the difference?
I bake breads for a living.

I am baking breads at this moment.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Gebruik het juiste werkwoord vorm
Vraag jezelf bij iedere vraag af of de actie nu aan het gebeuren is of iets dat regelmatig gebeurt of gewoonte.

Gaat het om iets dat NU aan de gang is? 
Kies present continuous ww + ing
Is het iets dat regelmatig gebeurt of een gewoonte is? 
Kies present simple ww  (he, she, it) + s

Slide 11 - Tekstslide

Present simple or Present continuous: Listen! __________ with his band?
A
Does Sem practice
B
Is Sem practising

Slide 12 - Quizvraag

present simple or present continuous?

Look! The birds ... away!
A
fly
B
flying
C
are fly
D
are flying

Slide 13 - Quizvraag

Present simple or Present continuous: They _______ houses quite often.
A
move
B
are moving

Slide 14 - Quizvraag

13. Present simple or present continuous?


Peter never __________ to school.
A
cycles
B
is cycling
C
cycle's
D
cycling

Slide 15 - Quizvraag

Present simple or present continuous: I ______ to school every day.
A
walk
B
am walking

Slide 16 - Quizvraag

Present simple or present continuous: Harriet _________ so loudly that my ears hurt.
A
always speaks
B
is always speaking

Slide 17 - Quizvraag

What do you remember about the past simple?

Slide 18 - Woordweb

What do you remember about the past simple?

Slide 19 - Woordweb

Remember? 
We use the past simple to talk about actions in that past that are now finished. 

We add -ED after the verb when we want to make it past. 
(regular verbs) 
We use didn't and did to make negative sentences and questions in the past simple. 

Slide 20 - Tekstslide

What's an irregular verb?
A
Een werkwoord waar je ED achter zet
B
Een werkwoord wat niet volgens de regels werkt
C
Werkwoorden die geleend zijn uit een andere taal
D
Werkwoord wat altijd tegenwoordig is

Slide 21 - Quizvraag

Irregular verbs - past simple

Wanneer je een van de woorden uit het eerste rijtje tegenkomt, weet je dus dat je GEEN -ed achter je werkwoord mag zetten. Je gebruikt dan de past simple vorm (tweede rijtje) 

Slide 22 - Tekstslide

Irregular verbs - past simple 
De regels van de past simple blijven hetzelfde! 

Na did/didn't komt nog steeds het hele werkwoord. Daar hoef je dus niet de onregelmatige vorm te gebruiken. 
Example 
He didn't buy the book last week. 
He didn't bought the book last week. 

Slide 23 - Tekstslide

Leer het tweede rijtje goed!
Deze staat in je boek op bladzijde 218 t/m 220

Slide 24 - Tekstslide

Pick the correct answer
Sanne didn't ______ (to run) during PE yesterday.
A
runed
B
run
C
ran
D
running

Slide 25 - Quizvraag

Pick the correct answer
She _______(to catch) the ball during basketbal practice last night.
A
catched
B
catch
C
caught
D
catching

Slide 26 - Quizvraag

Pick the correct answer
My friend ________(to drink) an entire can of energy two days ago.
A
drinked
B
drink
C
drank
D
drinking

Slide 27 - Quizvraag

Welk grammar onderwerp vind je het moeilijkst?
Word-order
Present simple vs present continuous
Past simple - irregular verbs

Slide 28 - Poll

practice makes perfect

Slide 29 - Tekstslide