2HV1 9 april 40 min

Nederlands
Schrijven: Uiteenzetting
2HV1

Wo 9 april
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Schrijven: Uiteenzetting
2HV1

Wo 9 april

Slide 1 - Tekstslide

Lezen boek moordspel
12 minuten stil lezen

Opdracht over dit boek volgt in juni
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen deze les
Lesdoelen:

Je hebt jouw voorkennis over schrijfvaardigheid uit lj 1 en 2 opgehaald.

Je weet wat de verschillen zijn tussen een uiteenzetting en een betoog.


Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen in laatste periode tijdens Nederlands?
Wat?                                                                  Toets   
Schrijven (uiteenzetting)                         via Learnbeat

Fictie (verplicht handelingsdeel)         boekopdracht Moordspel  
                                                                             inleveren

Leesvaardigheid                                          via Learnbeat in toetsweek

Slide 4 - Tekstslide

Wat hebben we eerder gedaan?
Jaar 1 - Sprookje (tekstdoel: amuseren, tekstsoort: amuserende tekst.)

Jaar 1 - Betoog (tekstdoel: overtuigen, tekstsoort: betogende tekst. )

Jaar 2 - E-mail (tekstdoel: informeren of overtuigen?) 




Slide 5 - Tekstslide

Uiteenzetting
In een uiteenzetting geeft de schrijver uitleg over een onderwerp. Hij legt bijvoorbeeld uit hoe iets in elkaar zit, hoe iets werkt of hoe iets gebruikt moet worden. De schrijver geeft nooit zijn mening in een uiteenzetting.

Tekstsoort: uiteenzetting
Tekstdoel: Informeren

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Achtergrondartikel (uiteenzetting)
Bij een achtergrondartikel is de vraag niet: Wat is er gebeurd?
Maar: Hoe is het gebeurd? (Waarom? En wat zijn de gevolgen?)

Voorbeeld: Op Prinsjesdag wordt het financiële beleid van het kabinet voor het nieuwe jaar bekend gemaakt. (doel: informeren)

In een nieuwsartikel (doel:informeren) hierover wordt beschreven wat er met Prinsjesdag bekend is gemaakt.

In een achtergrondartikel (uiteenzetting, doel: informeren) hierover wordt beschreven hoe het kabinet tot deze keuzes is gekomen.


Slide 8 - Tekstslide

Het schrijfdoel van een uiteenzetting is:
A
Informeren
B
activeren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 9 - Quizvraag

Een belangrijk kenmerk van de uiteenzetting is dat deze altijd .... is
A
Interessant
B
Objectief
C
Subjectief
D
Overtuigend

Slide 10 - Quizvraag

Uiteenzetting
Betoog
Tekstdoel = informeren
Tekstdoel = overtuigen
In de inleiding wordt de mening van de schrijver duidelijk.
De tekst is subjectief.
De tekst is objectief.
In de kern staat de mening van de schrijver, met argumenten
In de kern staan feiten met uitleg.
Tekststructuur =
standpunt-argument

Tekststructuren kunnen zijn:
vraag – antwoord
verschijnsel – verklaring
probleem-oplossing
vroeger – nu (-toekomst)


In de inleiding wordt het onderwerp genoemd.

Slide 11 - Sleepvraag

Uiteenzetting

  • Tekstdoel = informeren
  • Objectief
  • In de kern staan feiten met uitleg
  • In de inleiding wordt het onderwerp genoemd
  • Tekststructuren kunnen zijn:
    vraag – antwoord
    verschijnsel – bespreking
    vroeger – nu
    oorzaak – gevolg


Betoog

  • Tekstdoel = overtuigen
  • Subjectief
  • In de kern staat de mening van de schrijver, met argumenten
  • In de inleiding wordt de mening van de schrijver duidelijk
  • Tekststructuur = standpunt-argument


Slide 12 - Tekstslide

Informeren of overtuigen?
Op de volgende slides staan korte omschrijvingen van situaties. Hieruit kun je het tekstdoel afleiden.
Geef per omschrijving aan welk tekstdoel de schrijver gebruikt.

Slide 13 - Tekstslide

Je leest een artikel in de schoolkrant van een medeleerling.
Hij vindt dat het gebruik van een mobiele telefoon toegestaan moeten worden tijdens een les en geeft hier drie argumenten voor.
A
informeren
B
overtuigen

Slide 14 - Quizvraag

Je krijgt in je mail een bericht van MacDonald's met daarin een aanbieding voor twee McFlurry's voor de prijs van één.
A
informeren
B
overtuigen

Slide 15 - Quizvraag

Je leest in de Quest een interessant artikel over hoe een vulkaanuitbarsting kan ontstaan.
A
informeren
B
overtuigen

Slide 16 - Quizvraag

Je vraagt aan een vriend of hij je kan uitleggen waarom je Fortnite niet meer kan downloaden in de appstore.
A
informeren
B
overtuigen

Slide 17 - Quizvraag

Je wil graag meer zakgeld. Je bereidt je redenen voor je vraag goed voor en vraagt tijdens het avondeten aan je ouders om een verhoging.
A
informeren
B
overtuigen

Slide 18 - Quizvraag

Uiteenzetting of betoog?
Op de volgende slides staan korte omschrijvingen van de inhoud van een tekst. Hieruit kun je de tekstsoort afleiden.
Geef per omschrijving aan van welke tekstsoort de schrijver waarschijnlijk gebruik heeft gemaakt.

Slide 19 - Tekstslide

In opdracht van een bierproducent ontwerpt een reclamebureau een paginagrote advertentie voor een studentenblad om hun nieuwe biermerk te promoten.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 20 - Quizvraag

Een natuurkundige legt in een jongerenblad uit hoe een regenboog ontstaat.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 21 - Quizvraag

Tijdens de kerstdagen heeft een Amsterdamse journalist een week meegereisd met een familie op ski-vakantie. Voor de krantenlezer geeft hij zijn indrukken van een weekje skiën weer in een beschrijving van die week.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 22 - Quizvraag

Een bezoeker van een dierentuin in Amsterdam legt in een ingezonden brief uit waarom hij het belachelijk vindt dat de dieren niet door bezoekers mogen worden gevoerd.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 23 - Quizvraag

De schrijver vertelt in tekst A over het bestaan en de ontwikkelingen van het ruimteprogramma van NASA.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 24 - Quizvraag

De schrijver waarschuwt artsen en zegt in tekst B van mening te zijn dat nogal wat artsen helaas onvoldoende doorzien dat er grote beperkingen zijn in het zorgsysteem.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 25 - Quizvraag

De schrijver wijst in tekst C op de verschillende mogelijkheden van alternatieve geneeswijzen.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 26 - Quizvraag

Tot slot: Wat heb je deze les geleerd?

Slide 27 - Open vraag

Lesdoel behaald?
Ik weet wat de verschillen zijn tussen een uiteenzetting en een betoog.
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Einde van deze les
Klaar? Lees op nu.nl / www.jeugdjournaal .nl
De laatste minuten van de les.

Slide 29 - Tekstslide