Fictie literaire mindmap (uitleg 2024)

timer
10:00
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Mindmap

Slide 2 - Tekstslide

Start in het midden
Harry Potter en de steen der wijzen

Slide 3 - Tekstslide

Takken mindmap
  1. Schrijver: wie, bijzonderheden, andere boeken, thema's
  2. Beoordelingswoorden: emotief, moreel, realistisch
  3. Plot: verhaal in het kort => steekwoorden/plaatjes
  4. Personages (hoofd- en bijpersonen)
  5. Tijd (in welk tijdperk, flashback, flashforward)
  6. Spanning (waardoor is het spannend)

Slide 4 - Tekstslide

Tak 1: schrijver
Andere boeken

Slide 5 - Tekstslide

Tak 2 beoordelingswoorden
Realistisch
Emotief
Moreel

Slide 6 - Tekstslide

Realistische argumenten
Je gebruikt beoordelingswoorden die aangeven in hoeverre jij een verhaal realistisch (levensecht) vindt.

geloofwaardig - herkenbaar - bedacht - origineel 

Slide 7 - Tekstslide

Emotieve argumenten
Je gebruikt beoordelingswoorden die aangeven wat een verhaal met je doet (emotie).

maakt me vrolijk - spannend - vol vaart - ontroerend - beklemmend

Slide 8 - Tekstslide

Morele argumenten
Je gebruikt beoordelingswoorden die iets zeggen over de keuzes die de personages maken of over de boodschap die de schrijver wil uitdragen. Normen en waarden.

Goed voorbeeld - keur ik af - asociaal - rechtvaardig - betrokken

Slide 9 - Tekstslide

Tak 3: plot
Verhaal in het kort.

Let op!
Steekwoorden/plaatjes

(geen geschreven samenvatting van ... regels)

Slide 10 - Tekstslide

Tak 4: personages
Hoofdpersoon
Bijpersoon

Slide 11 - Tekstslide

Tijd
In welke tijd speelt het zich af?

WOII, middeleeuwen, toekomst, futuristisch, fantasy,
....
Tak 5

Slide 12 - Tekstslide

Chronologisch
Volgorde in tijd



Niet-chronologisch
Flashback en flashforward



Slide 13 - Tekstslide

Tak 6: Spanning
  • Je leest een stukje vanuit iemands perspectief, maar je weet nog niet wie dat is.
  • Er is een belangrijke vraag, wie heeft het gedaan, maar die wordt pas aan het einde beantwoord.
  • Een cliffhanger aan het einde van een hoofdstuk.
  • De manier waarop een ruimte of situatie is beschreven.
  • Wisselen in verhaallijn.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide