§5.4 Wat houd je over?_deel2

Niet vergeten!
Vrijdag 26 maart, morgen dus!
Inleveren samenvatting hoofdstuk 4

online toets hoofdstuk 4: maandag 29 maart
  • Je mag je boek gebruiken
  • Rekenmachine nodig


1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Niet vergeten!
Vrijdag 26 maart, morgen dus!
Inleveren samenvatting hoofdstuk 4

online toets hoofdstuk 4: maandag 29 maart
  • Je mag je boek gebruiken
  • Rekenmachine nodig


Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk voor vandaag. H5
2F en 2G 
Opgave  53 t/m 58 (blz. 142 en 143)

2E
Opgave 58 t/m 62 (blz. 28 en 29)


Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 5.4 Wat houd je over?
  1. Je kunt uitleggen wat de inkoopwaarde is.
  2. Je weet wat brutowinst is en hoe je deze berekent
  3. Je kunt voorbeelden geven van bedrijfskosten.
  4. Je weet wat nettowinst is en hoe je deze berekent

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling

§5.1 Vraag en aanbod. (theorie)
§5.2 Inkoopprijs + brutowinstopslag = verkoopprijs
         Verkoopprijs x afzet = omzet

§5.3 Verkoopprijs + btw = consumentenprijs

Brutowinst - Brutowinstopslag - Brutowinstmarge

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoel 1:
Je kunt uitleggen wat inkoopwaarde is.

Slide 8 - Tekstslide

Inkoopprijs vs. inkoopwaarde
Inkoopprijs = de prijs per stuk die je betaald voor 1 product dat je inkoopt.

Inkoopwaarde = de waarde van alle ingekocht producten, dus meer dan 1!

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld
Inkoopprijs van 1 tompouce van de HEMA = € 0,45

Inkoopwaarde van de HEMA op 25 maart =
Tompouce = 100 x € 0,45 = € 45,-

Totale inkoopwaarde = € 45,-

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoel 2
Je weet wat brutowinst is en je kan deze berekenen.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Thuis | Aan de slag 2F en 2G
Opgave
59 t/m 66 (blz. 144 en 145)

Huiswerk voor vrijdag 2 april


Slide 13 - Tekstslide

Thuis | aan de slag 2E
Opgave 63 t/m 72
Blz. 30. 31 en 32

Huiswerk voor vrijdag 2 april

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoel 3:
Je kunt voorbeelden geven van bedrijfskosten.

Slide 15 - Tekstslide

Brutowinst is dé winst?
Is de brutowinst het inkomen van de ondernemer?
NEE!!
Naast de kosten van inkoop van artikelen, heb je nog meer kosten.

Welke?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Hoeveel geeft de AH uit aan tv reclame? (2019)
A
36 miljoen euro
B
58,8 miljoen euro
C
2 miljoen euro
D
€ 720.000

Slide 18 - Quizvraag

Leerdoel 4:
Je weet wat Nettowinst is en kunt deze berekenen.

Slide 19 - Tekstslide

Brutowinst vs. nettowinst
Nettowinst is er als allee kosten betaald zijn. 
Omzet 
Inkoopwaarde -
Brutowinst
Overige bedrijfskosten -
Nettowinst / verlies

Slide 20 - Tekstslide

Omzet 
Inkoopwaarde -
Brutowinst
Bedrijfskosten -
Nettowinst / verlies
€ 5.000,-
€ 1.500,-    -
€ 3.500,-
€ 2.500,-   -             € 4. 000
€ 1.000,-                    - €500

Slide 21 - Tekstslide

Stel je bent eigenaar van de Etos.
Noem een voorbeeld van jouw bedrijfskosten.

Slide 22 - Open vraag

Omzet = € 50,- Inkoopwaarde = € 5,-
Overige bedrijfskosten zijn € 25,-
Bereken de brutowinst en de nettowinst

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Video

Hoe zou Ruben zijn omzet voor een school kunnen berekenen?
A
verkoopprijs van 1 box voor de kinderen
B
Kosten van drones die hij heeft gebruikt.
C
Aantal drones dat zijn stuk gegaan.
D
aantal kinderen in de les x verkoopprijs per kind

Slide 25 - Quizvraag

Welke bedrijfskosten heeft Ruben?

Slide 26 - Open vraag

Ruben heeft al € 5000 omzet. Wat moet hij daarmee doen om de nettowinst uit te rekenen?
A
Min Inkoopwaarde en dan min de bedrijfskosten.
B
Keer de afzet.
C
Plus inkoopwaarde en dan min de bedrijfskosten .
D
De omzet is zijn nettowinst.

Slide 27 - Quizvraag

Omzet
afzet x verkoopprijs
afzet x inkoopprijs
Brutowinst
Inkoopwaarde - 
  • Overige / bedrijfskosten -
  • kosten om de winkel/bedrijf te laten functioneren
  • Nettowinst
  • de winst die overblijft als je alles hebt betaald
O
 I
B
O
N

Slide 28 - Tekstslide

13 jaar is te jong om een bedrijf te beginnen
Als bijbaantje kan het wel.
Ja te jong. Eerst school afmaken.
Het kan alleen als je ouders je helpen.
Helemaal niet te jong. Ik zou dit ook wel willen!
Weet het niet.

Slide 29 - Poll

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen wat de inkoopwaarde is.
  2. Je weet wat brutowinst is en hoe je deze berekent.
  3. Je kunt voorbeelden geven van bedrijfskosten.
  4. Je weet wat nettowinst is en hoe je deze berekent

Slide 30 - Tekstslide

Morgen in de online les
Oefentoets hoofdstuk 4 maken
+
tips voor de toets!

Slide 31 - Tekstslide