feiten meningen en argumenten

feiten meningen en argumenten
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

feiten meningen en argumenten

Slide 1 - Tekstslide

Standpunt - Feit - Argument

Slide 2 - Tekstslide

Doel van de les
- je weet wat een feit is 
- je weet wat een mening is 
- je weet wat een argument is

Slide 3 - Tekstslide

Noem een feit over het vrouwenvoetbal

Slide 4 - Open vraag

mening over vrouwenvoetbal

Slide 5 - Woordweb

geef een goed argument voor je mening

Slide 6 - Woordweb

Een feit:

  • Een feit kun je controleren.
  • Een feit is iets wat echt zo is.

  • Een week heeft 7 dagen.
  • Een jaar heeft 4 seizoenen.
  • Er gaan mensen dood aan corona.

  • Van deze uitspraken kun je checken of het waar is.
  • Kun je het bewijzen? Dan is het een feit.
  • Het heeft geen zin om te discussiëren over feiten, omdat ze aantoonbaar vast staan. 

Slide 7 - Tekstslide

Een mening:

  • Een mening kun je niet controleren.
  • Een mening is van jou.
  • Je kunt het eens of oneens zijn met een mening.

  • Een opleiding volgen is zonde van je tijd.
  • Pizza's zijn niet lekker.
  • Mensen met rode schoenen hebben geen gevoel voor mode.

  • Je onderbouwt je mening met argumenten.
  • Zo maak je jouw mening geloofwaardig.
  • Dat doe je met signaalwoorden: ik vind ... omdat, want.

Slide 8 - Tekstslide

5. Argumenten 
Een argument is een bewijsmiddel. 
Je probeert met goede argumenten de twijfelende partij te overtuigen.

Een goed argument is onderbouwd met feiten. 





Slide 9 - Tekstslide

Argumenten

- Stelling
- Argument
- Standpunt



Slide 10 - Tekstslide

Objectieve argumenten
  • objectieve argumenten zijn controleerbaar en daarmee waar of niet waar. Objectieve argumenten zijn bijvoorbeeld gebaseerd op feiten, onderzoek, wetenschap of algemeen aanvaarde normen of waarden.

Slide 11 - Tekstslide

Subjectieve argumenten
  • subjectieve argumenten zijn niet-feitelijke uitspraken die in meer of mindere mate aannemelijk zijn. Om ze geloofwaar-diger te maken worden ze vaak ondersteund door uitleg of voorbeelden.
    De sterkte van het argument is afhankelijk van de opbouw: subjectieve argumenten zijn bijv. gebaseerd op vermoedens, levensbeschouwelijke overtuiging of eigen waardeoordelen.

Slide 12 - Tekstslide

Goed argument en drogredenen
  • Een goed argument klopt: het is een objectief, feitelijk argument, of een subjectief argument (een mening) dat goed ingezet wordt.

  • Er zijn echter ook foute argumenten. Dit noemen we ook wel drogredenen (drog= bedrog + reden = argument). Drogredenen lijken geldige argumenten, maar zijn het niet. 



Slide 13 - Tekstslide

Onjuist beroep op autoriteit
De huizenmarkt gaat de komende jaren helemaal instorten. Dat zei Yvonne Coldeweijer gisteren nog op haar juicekanaal.


Dit is een onjuist beroep op autoriteit, omdat Yvonne Coldeweijer geen autoriteit is op het gebied van de huizenmarkt. Wat zij erover zegt versterkt het standpunt dus niet.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

maak een drogreden

Slide 16 - Woordweb

De verkeerde vergelijking
Je vergelijkt onterecht twee zaken met elkaar.

Volgens de NS hoeft in de sprinter geen wc te zitten. In een stadsbus zit die toch ook niet.

Slide 17 - Tekstslide

Maak een verkeerde vergelijking over het dragen van foute kersttruien

Slide 18 - Open vraag

De overhaaste generalisatie
Op grond van een of een enkel voorval wordt er een conclusie
getrokken die voor alle gevallen geldt.

Mijn opa dronk elke dag een paar glazen jenever en is 98 jaar geworden, alcohol drinken is dus helemaal niet ongezond.

Slide 19 - Tekstslide

Maak een overhaaste generalisatie over het gebruik van smartphones

Slide 20 - Open vraag

 De cirkelredenering
Bij een cirkelredenering herhaal je je standpunt, alleen anders geformuleerd.
Ik vind haar niet aardig, want ik mag haar niet.

Slide 21 - Tekstslide