2.6 Nederlands, lezen 1.5

Energizer "Beste wensen"
5x 1 minuut gesprek met collega's

Houd een kort informeel gesprek met je collega's bij de receptie. Verzamel leuke, goede (vakantie)verhalen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Energizer "Beste wensen"
5x 1 minuut gesprek met collega's

Houd een kort informeel gesprek met je collega's bij de receptie. Verzamel leuke, goede (vakantie)verhalen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  1. energizer
  2. vrij lezen (lezen in duo's)

  3. terugkoppeling eerste boekenvlog
  4. interactieve theorie Lezen 1.5
  5. Zelfstandig werken: Lezen 1.1 t/m 1.5 is af! (huiswerk)
  6. Terugkoppeling lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Vrij lezen

Slide 3 - Tekstslide

Terugkoppeling 
eerste boekenvlog

Slide 4 - Tekstslide

feiten meningen en argumenten

Slide 5 - Tekstslide

Standpunt - Feit - Argument

Slide 6 - Tekstslide

Doel van de les
- je weet wat een feit is 
- je weet wat een mening is 
- je weet wat een argument is

Slide 7 - Tekstslide

1. "Studenten die hun vlog op tijd hebben ingeleverd, hebben allen hun resultaat terug."
2. "Studenten die hun vlog niet hebben ingeleverd, hebben zich onprofessioneel opgesteld."

Slide 8 - Tekstslide

1- . "Studenten die hun vlog op tijd hebben ingeleverd, hebben allen hun resultaat terug."

- 2. "Studenten die hun vlog niet hebben ingeleverd, hebben zich onprofessioneel opgesteld."
A
Beide stellingen zijn meningen
B
Stelling 1 is een mening, stelling 2 is een feit
C
Stelling 1 is een feit, stelling 2 is een mening
D
Beide stellingen zijn feiten

Slide 9 - Quizvraag

Noem een feit over padel

Slide 10 - Open vraag

mening over padel

Slide 11 - Woordweb

geef een goed argument voor je mening

Slide 12 - Woordweb

Een feit:

  • Een feit kun je controleren.
  • Een feit is iets wat echt zo is.

  • Een week heeft 7 dagen.
  • Een jaar heeft 4 seizoenen.
  • Er gaan mensen dood aan corona.

  • Van deze uitspraken kun je checken of het waar is.
  • Kun je het bewijzen? Dan is het een feit.
  • Het heeft geen zin om te discussiëren over feiten, omdat ze aantoonbaar vast staan. 

Slide 13 - Tekstslide

Een mening:

  • Een mening kun je niet controleren.
  • Een mening is van jou.
  • Je kunt het eens of oneens zijn met een mening.

  • Een opleiding volgen is zonde van je tijd.
  • Pizza's zijn niet lekker.
  • Mensen met rode schoenen hebben geen gevoel voor mode.

  • Je onderbouwt je mening met argumenten.
  • Zo maak je jouw mening geloofwaardig.
  • Dat doe je met signaalwoorden: ik vind ... omdat, want.

Slide 14 - Tekstslide

5. Argumenten 
Een argument is een bewijsmiddel. 
Je probeert met goede argumenten de twijfelende partij te overtuigen.

Een goed argument is onderbouwd met feiten. 





Slide 15 - Tekstslide

Argumenten

- Stelling
- Argument
- Standpunt



Slide 16 - Tekstslide

Objectieve argumenten
  • objectieve argumenten zijn controleerbaar en daarmee waar of niet waar. Objectieve argumenten zijn bijvoorbeeld gebaseerd op feiten, onderzoek, wetenschap of algemeen aanvaarde normen of waarden.

Slide 17 - Tekstslide

Subjectieve argumenten
  • subjectieve argumenten zijn niet-feitelijke uitspraken die in meer of mindere mate aannemelijk zijn. Om ze geloofwaar-diger te maken worden ze vaak ondersteund door uitleg of voorbeelden.
    De sterkte van het argument is afhankelijk van de opbouw: subjectieve argumenten zijn bijv. gebaseerd op vermoedens, levensbeschouwelijke overtuiging of eigen waardeoordelen.

Slide 18 - Tekstslide

Goed argument en drogredenen
  • Een goed argument klopt: het is een objectief, feitelijk argument, of een subjectief argument (een mening) dat goed ingezet wordt.

  • Er zijn echter ook foute argumenten. Dit noemen we ook wel drogredenen (drog= bedrog + reden = argument). Drogredenen lijken geldige argumenten, maar zijn het niet. 



Slide 19 - Tekstslide

Onjuist beroep op autoriteit
De huizenmarkt gaat de komende jaren helemaal instorten. Dat zei Yvonne Coldeweijer gisteren nog op haar juicekanaal.


Dit is een onjuist beroep op autoriteit, omdat Yvonne Coldeweijer geen autoriteit is op het gebied van de huizenmarkt. Wat zij erover zegt versterkt het standpunt dus niet.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

maak een drogreden

Slide 22 - Woordweb

De verkeerde vergelijking
Je vergelijkt onterecht twee zaken met elkaar.

Volgens de NS hoeft in de sprinter geen wc te zitten. In een stadsbus zit die toch ook niet.

Slide 23 - Tekstslide

Maak een verkeerde vergelijking over het dragen van foute kersttruien

Slide 24 - Open vraag

De overhaaste generalisatie
Op grond van een of een enkel voorval wordt er een conclusie
getrokken die voor alle gevallen geldt.

Mijn opa dronk elke dag een paar glazen jenever en is 98 jaar geworden, alcohol drinken is dus helemaal niet ongezond.

Slide 25 - Tekstslide

Maak een overhaaste generalisatie over het gebruik van smartphones

Slide 26 - Open vraag

 De cirkelredenering
Bij een cirkelredenering herhaal je je standpunt, alleen anders geformuleerd.
Ik vind haar niet aardig, want ik mag haar niet.

Slide 27 - Tekstslide

En nu...
Zelfstandig werken
  • Lezen 1.5
  • Lezen 1.1 t/m 1.4 (controleren dat dit ook af is)
  • Klaar? Ga verder met vrij lezen

Volgende week: laptop, lader en eigen leesboek mee

Slide 28 - Tekstslide