Grammatica zinsdelen H5

Project grammatica spelling en formuleren

meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Project grammatica spelling en formuleren

meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
- Huiswerk bespreken
- Lesdoel
- Terugblik/voorkennis
- Uitleg
- Aan de slag
- controle

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
• Je weet hoe je een zin in zinsdelen moet verdelen.
• Je weet hoe je de zinsdelen persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling moet vinden.

Slide 3 - Tekstslide

Startopdracht
Maak opdracht 1 op bladzijde 120

In tweetallen

7 minuten, daarna nabespreken
timer
7:00

Slide 4 - Tekstslide

Wat voegt dit zinsdeel toe aan de zin? Wat geeft het voor informatie?
Tijdens de wedstrijd heeft Luuk zijn enkel lelijk verstuikt.

Gelukkig bleef iedereen ongedeerd, maar de ouders hadden hun kinderen niet zo'n best voorbeeld gegeven.

Slide 5 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
wanneer, waar, hoe, hoeveel, waarom, waarheen, waardoor en waarmee.

Slide 6 - Tekstslide

Je kent nu alle zinsdelen
Een zin is dus opgebouwd uit zinsdelen die allemaal iets toevoegen aan de zin:
ow = wie of wat
gezegde = welke handeling
lv = wat ondergaat de handeling
mv = aan of voor wie gebeurt de handeling
bwb = wanneer, waar, hoe, hoeveel, waarom, waarheen, waardoor en waarmee.

Slide 7 - Tekstslide

Maak nu eens een zin met:
bwb - pv - ow - mv - lv

Slide 8 - Open vraag

Samen doornemen
Opdracht 3 op bladzijde 121

Slide 9 - Tekstslide

Theorieblok doorlezen
Neem 4 minuten om het theorieblok op bladzijde 121 door te lezen
timer
2:00

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag
- Maken Grammatica zinsdelen hs. 5 opdracht 1, 4, 5, 8 (Boek B p. 120-123)
- 10 minuten in stilte, daarna overleggen



timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Lesdoel
• Je weet hoe je een zin in zinsdelen moet verdelen.
• Je weet hoe je de zinsdelen persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling moet vinden.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het nut van een bijwoordelijke bepaling?

Slide 13 - Open vraag