Leesles en start boekopdracht

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 
Omzetten van fictie naar ruimte 

Slide 2 - Tekstslide

Samen lezen 

Slide 3 - Tekstslide

Gelezen 
Over Germania

Je gaat vraag 2 maken van de boekopdracht 

Je maakt een foto en je bewaart deze voor je opdracht 

Slide 4 - Tekstslide

Personages Hoofdstuk 24

Slide 5 - Tekstslide

Wat denk jij dat een personage is?
A
een gespeelde rol
B
een verhaalfiguur
C
een acteur
D
altijd een mens

Slide 6 - Quizvraag


In veel verhalen komen goede en slechte personen voor. Denk maar aan het sprookje Sneeuwwitje en de zeven dwergen:


Sneeuwwitje is goed en de stiefmoeder is slecht. In sprookjes weet je altijd meteen of een persoon goed of slecht is, maar in realistische verhalen is dit vaak niet zo duidelijk.

Slide 7 - Tekstslide

Typen
Snel herkenbaar
Versimpeld
Overdreven
Vaak een tikje onmenselijk
Bijv.:  goed/fout of laf/held

NB echte mensen zijn nooit alleen maar GOED of FOUT, types wel. 





Karakters
Veelzijdig
Meerdere kanten
Menselijk
Complexere beschrijving 
Ze leren en groeien in het verhaal
Ze ontwikkelen zich, en daar gaat het verhaal over

Slide 8 - Tekstslide

Waarom is het belangrijk dit verschil te weten? 

Slide 9 - Tekstslide

om
Een verhaal beter te snappen
Meeleven
Te leren van personages
Misschien inspiratie te krijgen? 

Verder nog ideeën? 

Slide 10 - Tekstslide

Zou je dit een type of een karakter noemen: Harry Potter
A
Type
B
Karakter

Slide 11 - Quizvraag

Zou je dit een type of een karakter noemen: Bellatrix le Strange
A
Type
B
Karakter

Slide 12 - Quizvraag

Zou je dit een type of een karakter noemen: Dirk (de neef waar Harry bij woont in de bezemkast)
A
Type
B
Karakter

Slide 13 - Quizvraag

Zou je dit een type of een karakter noemen: Katniss Everdeen in the Hunger Games
A
Type
B
Karakter

Slide 14 - Quizvraag

Hebben jullie een voorbeeld van een type(dus GEEN karakter) uit een boek of film?

Slide 15 - Woordweb

Typen
Snel herkenbaar
Versimpeld
Overdreven
Vaak een tikje onmenselijk
Bijv.:  goed/fout of laf/held

NB echte mensen zijn nooit alleen maar GOED of FOUT, types wel. 





Karakters
Veelzijdig
Meerdere kanten
Menselijk
Complexere beschrijving 
Ze leren en groeien in het verhaal
Ze ontwikkelen zich, en daar gaat het verhaal over

Slide 16 - Tekstslide

Uiterlijk: dat wat je kunt zien aan de buitenkant 

Leeftijd
Lichaamsbouw
Haarkleur
Kleding
Gedrag 
Relatie tot andere personages
Etc.  
Innerlijk: dingen die je niet aan de buitenkant kunt zien

Gedachten 
Gevoelens
Dromen
Wensen
Geloof
Etc. 



Slide 17 - Tekstslide

Let op: 
In een verhaal zijn de kenmerken zelden 'per ongeluk' 
Bijna altijd heeft de schrijver nagedacht over welk uiterlijk het innerlijk versterkt. 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Dit is een spotprent. Daarin worden bepaalde eigenschappen overdreven. Wat wordt hier overdreven?

Slide 20 - Open vraag

Let op: 
Je taken moeten morgen af zijn!

Slide 21 - Tekstslide

Kortom  
Je kunt nu onderscheid maken tussen een type en een karakter
En je weet wat het verschil is tussen het uiterlijk en het innerlijk als deze in een verhaal worden beschreven 

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk 
Nu aan de slag met 
vraag 1 t/m 4 van hoofdstuk 24 (blz 99) 

Daarna aan je presentatie
of Numo

Slide 23 - Tekstslide

Antwoorden vraag 1
a Bijvoorbeeld:
- Het personage heeft meerdere kanten (niet alleen goed of slecht).
- Het personage maakt keuzes en beleeft dingen.
- Het personage maakt een ontwikkeling door: hij of zij verandert.
- Je leert het personage gedurende het verhaal steeds beter kennen.
- Het personage staat aan het eind van het verhaal anders in het leven dan aan het begin. 

Slide 24 - Tekstslide

Antwoorden vraag 2
a Bijvoorbeeld: De typische nerd draagt vaak een bril, een grote rugtas en ‘suffe’ kleding zoals een overhemd met bretels. Een nerd heeft vaak een beugel en draagt altijd boeken of een laptop met zich mee. Nerds zijn meestal niet knap.
b Bijvoorbeeld: De sportieve, populaire jongen in veel films en series over (Amerikaanse) middelbare scholen. Deze jongen is vaak erg knap en krijgt veel aandacht van meisjes. Verder is hij sportief en zelfverzekerd en is hij niet al te veel bezig met school en huiswerk (meer met sport en
vrienden).

Slide 25 - Tekstslide

Maar... 
‘BE NICE TO NERDS. CHANCES ARE YOU’LL END UP WORKING FOR ONE’?

En dat zei één van de rijkste mensen van de wereld (Bill Gates)

Slide 26 - Tekstslide

Antwoorden vraag 3
a De ik-persoon is een jongen met hoge jukbeenderen, een sterke kaaklijn en een opgetrokken mondhoek. Zijn ogen staan ernstig en hij heeft wallen. Hij draagt een Superman-shirt.
b Bijvoorbeeld: De ik-persoon is gefascineerd door zijn eigen uiterlijk. Als hij in de spiegel kijkt, staat hij er vaak bij stil. Hij lijkt gemengde gevoelens te hebben over zijn eigen uiterlijk. Aan de ene kant zou hij zichzelf ‘bijna knap’ noemen. Aan de andere kant vindt hij dat hij eruitziet als een klootzak.
En hij draagt graag hetzelfde shirt, een hele zomer lang...

Slide 27 - Tekstslide

Antwoorden vraag 4
a Je zou eruit kunnen afleiden dat Allan Karlsson standvastig is en niet te veel nadenkt over dingen. Zodra hij het idee had om uit het raam te klimmen, doet hij dit namelijk ook. Daarnaast lijkt hij niet echt rekening te houden met de mensen om hem heen. Hij gaat zomaar weg, ook al staan er allemaal mensen klaar om zijn verjaardag met hem te vieren.
b Bijv: Ik zou dat vervelend vinden, omdat ik meteen bezorgd zou zijn en zou willen weten of het wel goed gaat met hem of haar. Tegelijkertijd zou ik het ook best stoer, grappig vinden dat hij/zij het lef heeft om die stap te nemen.

Slide 28 - Tekstslide

Grammatica 
Nakijken hoofdstuk 21 vraag 6 en 7
ISK kids


Slide 29 - Tekstslide