les 11 - 1V - lunes 14 de abril 2025

Les 11 - 1V - periode 3 - lunes 14 de abril 2025
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Les 11 - 1V - periode 3 - lunes 14 de abril 2025

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué hacemos hoy?

  • We herhalen de vraagwoorden (10m)
  • We zien de frases clave van dichtbij (bron J) - 5m
  • Oefening bij een leestekst (25m)
  • Korte break (5m)
  • Uitleg toetsonderwerpen H2 'En camino' (10m)
  • Oefentoets H2 (25m)

Slide 2 - Tekstslide

Vraagwoorden in het Spaans

Slide 3 - Tekstslide

¿ ... estáis?
Hoe gaat het met jullie?
A
Cuándo
B
Cómo
C
Cuánto
D
Dónde

Slide 4 - Quizvraag

¿ ... está el supermercado?
A
Cuándo
B
Cómo
C
Dónde
D
Quién

Slide 5 - Quizvraag

¿ ... quieres?
Hoeveel wil je?
A
Cómo
B
Cuándo
C
Cuánto
D
Qué

Slide 6 - Quizvraag

Hoeveel Spaanse vraagwoorden ken je? Let op ¿? en de accentjes...

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Vragen bron J

Slide 10 - Tekstslide

Antwoorden bron J

Slide 11 - Tekstslide

Leestekst blz. 25 TB

Slide 12 - Tekstslide

Stap 2a en 2b - WB blz. 52
Lees de tekst en beantwoord de vragen bij 2a (NL) en 2b (SP)
timer
12:00

Slide 13 - Tekstslide

Respuestas 'stap 2a'

2a1. winkelen (...van de compras...)
2a2. Merche gaat niet mee (... no acompaña a su primo...)
2a3. een plaatje met een overzicht van het winkelcentrum

Slide 14 - Tekstslide

Respuestas 'stap 2b'
2b1. ¿Dónde está el centro comercial? / Busco el centro comercial.
2b2. ¿El supermercado está enfrente del banco?
2b3. El supermercado está cerca.
2b4. ¿Qué quieres (comprar)? 
2b5. (Quiero) un kilo de patatas, por favor.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Uitleg eindtoets H2 (ma 12 mei)
In Magister zet ik:
- woordjes (2.1 - 2.3 NL --> SP / 2.4 SP --> NL)
- belangrijke zinnen (bron E & J) 
- grammatica (bron D: het werkwoord 'estar' + 'hay')
- grammatica (bron I: regelmatige werkwoorden op -ar, -er, -ir)
- de vraagwoorden (bron G) moet je alleen herkennen (SP-NL)

Slide 17 - Tekstslide

ergens zijn /
zich bevinden

Slide 18 - Tekstslide

Het woordje 'hay' 
Het woordje 'hay' betekent 'er is' of 'er zijn'

Er is een feest in het dorp              Hay una fiesta en el pueblo

Er zijn twee zwembaden in het hotel
Hay dos piscinas en el hotel.

Slide 19 - Tekstslide

Let op:
Wie doet er wat?

Slide 20 - Tekstslide

Belangrijk om goed te weten: 
1.
yo
ik
2.
jij
3.
él - ella - usted
hij - zij - u - het - de leerling - mijn vriend - etc.
4. 
nosotros
wij
5. 
vosotros
jullie
6.
ellos - ellas
zij (mv)

Slide 21 - Tekstslide

D-toets - WB blz. 57

  • Je maakt een stuk oefentoets: opdracht 2 t/m 4 (lezen, grammatica en vocabulaire) 
  • Stel vooral nog je vragen ;-)
timer
20:00

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide