De Brug 2: Rivieren en hun stroomgebied

Brug 2: Rivieren en hun stroomgebied
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Brug 2: Rivieren en hun stroomgebied

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Leerdoelen
- Herhaling Brug 1
- Wat weten jullie al: Stroomgebied Maas & Rijn
- Uitleg

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Je weet uit welke onderdelen een stroomgebied bestaat.
Je kunt beschrijven en verklaren wat er in de boven-, midden- en benedenloop van een rivier gebeurt.
Je kent de verschillende soorten rivieren en hun kenmerken.

Slide 3 - Tekstslide

Welke kringloop is hier te zien?
A
Lange waterkringloop
B
Korte waterkringloop

Slide 4 - Quizvraag

Welk risico is er bij een (te) positieve waterbalans?

Slide 5 - Open vraag

Wat is het risico voor een gebied met een negatieve waterbalans?

Slide 6 - Open vraag

Lopen van de rivier
Een stroomstelsel bestaat uit drie delen:
  1. Bovenloop: hoog in de bergen, waar de bron van de rivier is.
  2. Middenloop: het middelste deel waar de rivier vaak door een dal stroomt.
  3. Benedenloop: dicht bij de riviermonding waar de rivier in een delta naar zee stroomt.

  • De Nederlandse delta is gemaakt door de Rijn, de Maas en de Schelde. De rivieren hebben zich hier vertakt en lagen zand en klei neergelegd voordat ze in zee stromen.

Slide 7 - Tekstslide

Bovenloop
Middenloop
Benedenloop

Slide 8 - Sleepvraag

Soorten rivieren
  • Rivieren stromen van de bergen naar de zee. Er zijn vier verschillende rivieren:
  1. Regenrivier: rivier die volledig wordt gevoed door neerslag en/of grondwater , bijv. de Maas.
  2. Gletsjerrivier: rivieren die smeltwater van gletsjers vervoeren.
  3. Gemengde rivier: rivieren die gevoed worden door smeltwaters en neerslag , bijv. de Rijn.
  4. Wadi's: rivieren die het grootste deel van het jaar volledig droog staan.

Slide 9 - Tekstslide

Stroomgebied
  • Reliëf (bergen) vormt de waterscheiding (bijv. bergen) die de grens markeert tussen stroomgebieden.

  • De Maas en de Rijn met al hun zijrivieren noem je het stroomstelsel van deze rivieren.

Slide 10 - Tekstslide

Debiet
  • De hoeveelheid water die op een bepaald punt door de rivier stroomt, is het debiet.
  • Riviermonding Rijn: 2300 m3 per seconde. 
  • Riviermonding Maas: 230 m3 per seconde.

  • Het debiet kan gedurende het jaar variëren. Het debiet wordt hoger in natte jaren. 

Slide 11 - Tekstslide

Aan de riviermonding is het debiet van de Rijn tien keer groter dan dat van de Maas.
Hoe komt dat?

Slide 12 - Open vraag

Regiem
  • Het regiem is de schommeling tussen waterafvoer in een rivier, door bijv. regenval.

  • Het regiem kan gedurende het jaar veranderen, afhankelijk van het weer.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Hoe snel stroomt de rivier?
Wat is het verschil tussen verval en verhang?
  • Verval is het hoogteverschil tussen twee plaatsen.
  • Verhang is het hoogteverschil per kilometer. Hoe groter, hoe steiler de rivier, hoe harder het water stroomt.

Slide 15 - Tekstslide

In de grafieken zie je het regiem van drie rivieren. Welk type rivier hoort bij elke grafiek? 
Gletsjerrivier
Regenrivier
Gemengde rivier

Slide 16 - Sleepvraag

Sleep de juiste begrippen bij de juiste plekken
Bovenloop
Benedenloop
Middenloop
Hoog verhang
Laag verval

Slide 17 - Sleepvraag

Verval

Slide 18 - Tekstslide

Verhang

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video