Les 1

Les 1: Introductie + Algemene begrippen
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 135 min

Onderdelen in deze les

Les 1: Introductie + Algemene begrippen

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
Lesuur 1
  • Even kennismaken...
  • Doorspreken PTA.
  • Werkwijze
  • Afspraken maken LessonUp. 

Lesuur 2
  • Algemene begrippen

Lesuur 3
  • Verwerken

Slide 2 - Tekstslide

PTA
20%

Slide 3 - Tekstslide

Werkwijze - I
13 mei 2022 om 9.00 start het examen geschiedenis
Route daar naar toe:
  • Module I: 1848-1918 (staatsinrichting en WOI)
  • Module II: 1918-1945 (interbellum en WOII)
  • Module III: 1945-2002 (Koude Oorlog en nieuwe tijd)

Iedere module wordt afgesloten met een tentamen. Elk tentamen in opbouwend. Dat betekend dat je in module II ook de stof van module I moet kennen. En in module III de stof van module I en II.


Slide 4 - Tekstslide

Werkwijze - II
Module I: 1848-1918 telt 20% mee voor gemiddelde
Module II: 1848-1945 telt 30% mee voor gemiddelde
Module III: 1848-2002 telt 50% mee voor gemiddelde

Je gemiddelde van de tentamens telt weer voor 50% mee voor je eindcijfer.
De andere 50% is je examen
Die 2 cijfers dus samen is je eindcijfer


Slide 5 - Tekstslide

Werkwijze - III
  • 4 uur geschiedenis in de week
  • 1x blokuur 
  • Je hebt iedere les je boek + gekopieerde boekje bij je.
  • Telefoon gaat in de telefoontas (mits ik aangeef dat je hem mag gebruiken tijdens de les.)
  • Je doet actief mee tijdens de les.

Slide 6 - Tekstslide

Afspraken LessonUp
  • Je volgt de icoontjes.
  • Bij onrechtmatig gebruik: blauwe kaart (2 uur nakomen).
  • Slecht laptop/telefoongebruik tijdens de les? Uitsluiting gebruik ervan.

Slide 7 - Tekstslide

Werken met LessonUp
Aantekening voor het examen
Opdracht
Meer informatie
Bronnen
Je mag je device gebruiken
Je mag samenwerken
Je moet je oortjes gebruiken
Je werkt zelfstandig
Examenvraag
Je werkt in stilte

Slide 8 - Tekstslide

Algemene begrippen
Begrippen die in meerdere perioden terugkomen.
Aantekeningen voor het examen

Slide 9 - Tekstslide

Republiek - Monarchie
  • Tot 1800 was Nederland een republiek = een land zonder koning(in).
  • Nederland is sinds 1815 een constitutionele monarchie = een koninkrijk met een grondwet.
  • De koning(in) = het staatshoofd 

Willem I (1815-1840), Willem II (1840-1849), Willem III (1849-1890),
Wilhelmina (1898-1948), Juliana (1948-1980), Beatrix (1980-2013), Willem-Alexander (2013-…)


Aantekeningen voor het examen

Slide 10 - Tekstslide

Rechtsstaat
Nederland is sinds de Grondwet van 1848 een rechtsstaat, kenmerken:
  1. Scheiding van wetgevende (= parlement), uitvoerende (= ministers) en rechterlijke macht -> trias politica.
  2. Onafhankelijke rechtspraak -> zonder invloed van de politiek en een eerlijk proces.

Slide 11 - Tekstslide

Aantekeningen voor het examen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Democratie
Nederland is sinds de Grondwet van 1848 een parlementaire democratie:
  1. Het land wordt bestuurd door een volksvertegenwoordiging (= Staten-Generaal / parlement / Eerste + Tweede Kamer) gekozen door de bevolking.
  2. Er zijn rechtstreekse landelijke (Tweede Kamer), provinciale (Provinciale Staten) en lokale (gemeentes) verkiezingen.
  3. Er zijn indirecte verkiezingen voor de Eerste Kamer (gekozen door de provinciebestuurders)
Het tegenovergestelde van een democratie is een dictatuur.


Aantekeningen voor het examen

Slide 14 - Tekstslide

Aantekeningen voor het examen

Slide 15 - Tekstslide

Democratie: uitzondering voor NL
  • Tijdens de Duitse bezetting (1940-1945) was Nederland een republiek én een dictatuur ->
  • Koningin Wilhelmina was niet meer het staatshoofd, ze was gevlucht naar Londen (= ballingschap) +
  • Er was maar één politieke partij toegestaan (de NSB) en Nederland werd bestuurd door één leider: Hitler (via Seys Inquart).

Aantekeningen voor het examen

Slide 16 - Tekstslide

Constitutie/ Grondwet
De grondwet bestaat uit twee delen:
  1. de staatsinrichting (hoe wordt het land bestuurd)
  2. de grondrechten (waar heb je als burger recht op)

Aantekeningen voor het examen

Slide 17 - Tekstslide

Staatsinrichting: hoe komt een regering tot stand?
  • Na de Tweede Kamer verkiezingen moet een regering worden gevormd (= formatie).
  • De regering wordt gevormd door politieke partijen die samen willen werken (= de coalitie) én de meerderheid hebben in de Tweede Kamer (min. 76 zetels).
  • De partijen die niet in de regering komen worden de oppositie met als taak het controleren van de regering.

Aantekeningen voor het examen

Slide 18 - Tekstslide

Staatsinrichting: hoe komt een wet tot stand?
  1. Een minister of Tweede Kamerlid komt met een wetsvoorstel (recht van initiatief) ->
  2. De Tweede Kamer stemt over het voorstel en/of kan veranderingen aanbrengen (recht van amendement) ->
  3. De Eerste Kamer stemt over het voorstel ->
  4. De minister en het Staatshoofd ondertekenen het voorstel ->
  5. Na publicatie in het Staatsblad is het een wet.

Aantekeningen voor het examen

Slide 19 - Tekstslide

Staatsinrichting: welke bevoegdheden hebben de Eerste en Tweede Kamer
Controlerende bevoegdheden van de Eerste én Tweede kamer:
  • recht van budget (= goed- of afkeuren van de begroting)
  • recht van interpellatie (= vragen stellen aan de minister / ter verantwoording roepen)
  • recht van enquête (= parlementair onderzoek instellen naar …)

Wetgevende bevoegdheden:
  • Recht van initiatief en amendement (alléén de Tweede Kamer)
  • Stemrecht: het stemmen over wetsvoorstellen.

Aantekeningen voor het examen

Slide 20 - Tekstslide



Klassieke grondrechten:
  1. vrijheid van meningsuiting, drukpers, godsdienst, onderwijs, recht op gelijke behandeling, kiesrecht en
  2. sinds 1848 vrijheid van vereniging/vergadering en onderwijs.
  3. beschermen van burgers tegen de overheid


Sociale grondrechten (sinds 1983):
  1. recht op bestaanszekerheid, werk, onderwijs, gezondheidszorg, bewoonbaarheid van het land, rechtsbijstand, woongelegenheid.
  2. beschermen van burgers door de overheid
Aantekeningen voor het examen
Grondrechten

Slide 21 - Tekstslide

Algemene begrippen
Verwerking
Opdracht
Je mag je device gebruiken
Je werkt zelfstandig.
Je werkt in stilte

Slide 22 - Tekstslide


Wat is het verschil tussen een republiek en een monarchie?
Opdracht
Je mag je device gebruiken
Je werkt zelfstandig.
Je werkt in stilte

Slide 23 - Open vraag


Welke drie machten onderscheiden we van elkaar bij de Trias Politica?
Opdracht
Je mag je device gebruiken
Je werkt zelfstandig.
Je werkt in stilte

Slide 24 - Open vraag

Examenvraag
Opdracht
Examenvraag

Slide 25 - Tekstslide

Examenvraag 2018-I
In Nederland zijn de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht gescheiden. Tussen 1874 en 1880 was A. Luyben burgemeester van Den Bosch, maar hij was óók lid van de Tweede Kamer.

Een bewering: een burgemeester heeft uitvoerende macht. Het past niet bij de scheiding van de machten dat hij ook nog een andere macht heeft. Toon aan dat de bewering juist is.
Doe dit door:
  1. eerst aan te geven welke macht de burgemeester óók heeft als lid van de Tweede Kamer,
  2. en vervolgens een argument te geven waarom het beter zou zijn als de burgemeester niet tegelijk Kamerlid was. 
Opdracht
Examenvraag

Slide 26 - Tekstslide


Examenvraag 2018-I
Opdracht
Je mag je device gebruiken
Je werkt zelfstandig.
Je werkt in stilte

Slide 27 - Open vraag

Examenvraag 2018-I antwoord
Voorbeeld van een juist antwoord is:
• Een Tweede Kamerlid heeft de wetgevende macht 
• Deze machten zouden gescheiden moeten zijn om te voorkomen dat één persoon misbruik maakt van zijn positie (belangenverstrengeling) /te veel macht krijgt (of een voorbeeld daarvan) / zijn eigen regels bepaalt .

Maximumscore 2
Opdracht
Examenvraag

Slide 28 - Tekstslide

Examenvraag
Opdracht
Examenvraag

Slide 29 - Tekstslide

Examenvraag 2018-I
In 1893 werd in Nederland een politieke partij verboden. Het verbieden van een politieke partij kan botsen met een grondrecht.

Welk grondrecht wordt bedoeld? En is dat een klassiek of een sociaal
grondrecht?
A vrijheid van meningsuiting; dit is een klassiek grondrecht
B vrijheid van meningsuiting; dit is een sociaal grondrecht
C vrijheid van vereniging; dit is een klassiek grondrecht
D vrijheid van vereniging; dit is een sociaal grondrecht 
Opdracht
Examenvraag

Slide 30 - Tekstslide


Examenvraag 2018-I
Opdracht
Je mag je device gebruiken
Je werkt zelfstandig.
Je werkt in stilte
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 31 - Quizvraag

Examenvraag
Opdracht
Examenvraag

Slide 32 - Tekstslide

Examenvraag 2021-I
Gebruik bron 3.
De Tweede Kamer maakte tijdens deze vergadering gebruik van twee verschillende rechten.
--> Noem deze twee rechten.
Opdracht
Examenvraag

Slide 33 - Tekstslide


Examenvraag 2021-I
Opdracht
Je mag je device gebruiken
Je werkt zelfstandig.
Je werkt in stilte

Slide 34 - Open vraag

Examenvraag 2021-I antwoord
• het recht van amendement (of een omschrijving daarvan) 
• het budgetrecht (of een omschrijving daarvan) 
Maximumscore 2
Opdracht
Examenvraag

Slide 35 - Tekstslide

Examenvraag
Opdracht
Examenvraag

Slide 36 - Tekstslide

Examenvraag 2021-II
Gebruik bron 1.
In de nieuwe Grondwet van 1848 stonden grondrechten waardoor het
mogelijk werd om bisschoppen te benoemen.
--> Noem een van deze grondrechten.
Opdracht
Examenvraag

Slide 37 - Tekstslide


Examenvraag 2021-II
Opdracht
Je mag je device gebruiken
Je werkt zelfstandig.
Je werkt in stilte

Slide 38 - Open vraag

Examenvraag 2021-II antwoord
(het recht op) vrijheid van godsdienst / vrijheid van vereniging en vergadering 

Maximaal 2 punten
Opdracht
Examenvraag

Slide 39 - Tekstslide