Ned_3g_Week5_les2

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide


Terugblik
Stillezen
Samen oefenen schooltaalwoorden (invulopdracht)
Samen nakijken huiswerk (invulopdracht)
Zelfstandig aan de slag 
Evalueren les
Vooruitblik
Kahoot! letter D



Slide 2 - Tekstslide


Graag mobiel mee (met oortjes in)

Materiaal: methodeboek Nieuw Nederlands, (leesboek), schrift en pen

Afwezigheid of te laat noteren in magister

Individueel aan de slag 

Werkt iemand online thuis?




Slide 3 - Tekstslide

Terugblik 
Wat hebben we gedaan?
Zelfstandig werken lezen

Hoe ging de les?
Prima inzet lessonup

Slide 4 - Tekstslide

Stillezen 20 minuten
timer
20:00

Slide 5 - Tekstslide

Periode 1 toetsen
Week 4 Spelling H1 en H2 en woordenschat H1 en H2 (2x)

Week 6 Boekverslag (voldoende)

Week ? Schrijven, schrijfdossier blz 209, opdr 7 (verhaal over een actueel onderwerp)

Periode 2 Woordenschat woordjes a t/m g (ovg)

Week 8 Lezen H1 en H2 (2x)













Geen




 Geen
 Video-uitleg behorende bij blz 26

Slide 6 - Tekstslide

Lesinhoud deze week
Leesvaardigheid H1 
Opdracht 4, blz 17-18, opdr 5, blz 18

De Brug Hoofd/bijzinnen, kernzinnen, tekstverbanden en signaalwoorden. 
Opdrachten 1 en 2 , blz 243-245 

Woordjes  D (*herhalen A t/m C)















Geen




 Geen
 Video-uitleg behorende bij blz 26

Slide 7 - Tekstslide

Woordjes D
Desnoods 
Dikwijls
Dimensie
Dissident
Doelstelling





Slide 8 - Tekstslide

Woordjes D
Desnoods: in het uiterste geval 
Voorbeeldzin: De plattegrond van onze klas is nu duidelijk; desnoods kunnen docenten leerling X en leerling Y apart van elkaar zetten.


Dikwijls: vaak
Voorbeeldzin: Leerling Z uit onze klas is dikwijls absent; ik maak me zorgen om haar/hem.


Dimensie: aspect, kant
Voorbeeldzin: Bij het vak handvaardigheid leren we voorwerpen te ontwerpen in drie dimensies.




Voorbeeldzin: Als je op winkeldiefstal betrapt bent, is het verstandig om daar tegenover je ouders geen doekjes om te winden.


Slide 9 - Tekstslide

Woordjes D
Dissident: iemand met een afwijkende mening
Voorbeeldzin: De Chinese regering beschouwt de Tibetaanse vrijheidsstrijders als afkeurenswaardige dissidenten.


Doelstelling: van te voren gesteld doel dat je wilt bereiken
Voorbeeldzin: De doelstelling van deze woordenlijst is dat jullie een grotere woordenschat krijgen.


Ergens geen doekjes om winden: ergens eerlijk voor uitkomen, onomwonden
Voorbeeldzin: Als je op winkeldiefstal betrapt bent, is het verstandig om daar tegenover je ouders geen doekjes om te winden.


Slide 10 - Tekstslide

Maak een zin met het woordje: desnoods

Slide 11 - Open vraag

Maak een zin met het woordje: dikwijls

Slide 12 - Open vraag

Maak een zin met het woordje: dimensie

Slide 13 - Open vraag

Maak een zin met het woordje: doelstelling

Slide 14 - Open vraag

Huiswerk nakijken

Slide 15 - Tekstslide

1. Wat is het onderwerp van de tekst?
Bladzijde 16 (opdr 4)

Slide 16 - Open vraag

Antwoord
Taalverloedering

Kijk naar: titel, eerste en laatste alinea (tussenkopjes/illustraties)

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 2.
Wat is het standpunt van Mia Doornaert?

Slide 18 - Open vraag

Antwoord
Beter taalonderwijs op school.

Alinea 1, laatste zin.

'Ik strijd voor beter taalonderwijs op school.'

Slide 19 - Tekstslide

Welke structuur heeft de tekst?
A
Argumentatiestructuur
B
Aspectenstructuur
C
Verklaringsstructuur
D
Voor-en nadelenstructuur

Slide 20 - Quizvraag

Antwoord
Argumentatiestructuur

Er wordt een standpunt genoemd (alinea 1)

In het middenstuk komen de argumenten voor de stelling en een tegenargument met weerlegging. 

De tekst eindigt met de herhaling van de stelling (alinea 7)
'Beter taalonderwijs is dus waar ik voor strijd.'

Slide 21 - Tekstslide

Wat is de betekenis van:
verloedering
A
achteruitgang
B
jammert
C
klein verschil
D
onzuiver

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de betekenis van:

nuances
A
onbelangrijk
B
ongewoon
C
essentieel
D
kleine verschillen

Slide 23 - Quizvraag

Antwoord, vraag 4
verloedering (al. 1) – achteruitgang; bederf (woordenboek)
wegdeemsteren (al. 1) – verdwijnen; onzichtbaar worden (woordenboek)
elementair (al. 1) – fundamenteel; essentieel (woorddelen)
bonzen (al. 2) – belangrijke mensen met veel invloed (woordenboek)
bijkomstig (al. 2) – onbelangrijk; niet relevant (woorddelen, context)
ons treft geen blaam (al. 2) – wij hebben er geen schuld aan (woordenboek)
teloorgang (al. 3) – ondergang; verdwijning (woorddelen, woordenboek)


Slide 24 - Tekstslide

Antwoord, vervolg vraag 4
onzindelijk (al. 4) – onzuiver (woorddelen)
weeklaagt (al. 4) – jammert; treurt (woorddelen)
nuances (al. 5) – kleine verschillen; schakeringen (woorddelen)
schering en inslag zijn (al. 6) – heel gewoon zijn; vaak voorkomend zijn (woordenboek)
column (onderaan de tekst) – een korte tekst waarin de auteur zijn mening geeft, meestal afgedrukt in één kolom (woordenboek)

Slide 25 - Tekstslide

Vraag 6
Wat is het deelonderwerp van alinea 3?

Slide 26 - Open vraag

Antwoord
(foutieve) werkwoordspelling

laatste zin: 'De vervoeging van werkwoorden is blijkbaar ook al op de rommelhoop'

Slide 27 - Tekstslide

Let op: tekst 5, vraag 1

Wat is het onderwerp van tekst 5?

Slide 28 - Open vraag

Antwoord
taalverandering

Slide 29 - Tekstslide

tekst 5, vraag 2
Waaraan kun je zien dat dat tekst 5 een reactie is op tekst 4? (benoem 2 dingen)

Slide 30 - Open vraag

Antwoord
1) Tekst is in briefvorm geschreven.
2) In alinea 2 lees je een verwijzing


Slide 31 - Tekstslide

tekst 5, vraag 4
Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
(wat wordt er over het onderwerp gezegd)

Slide 32 - Open vraag

Antwoord
Maarten Hanssens vindt dat wat Mia Doornaert ‘taalverloedering’ noemt, in werkelijkheid ‘taalverandering’ is waar we allemaal verantwoordelijk voor zijn. 

Taalverandering hoeft niet negatief te zijn; je kunt dit veranderingsproces gebruiken in de lessituatie.

Slide 33 - Tekstslide

Welke structuur heeft de tekst?
A
Argumentatiestructuur
B
Aspectenstructuur
C
Verklaringsstructuur
D
Voor-en nadelenstructuur

Slide 34 - Quizvraag

Antwoord
Hanssens corrigeert Doornaert door het verschijnsel geen ‘taalverloedering’, maar ‘taalverandering’ te noemen. 

Hij geeft kenmerken en voorbeelden uit zijn onderwijspraktijk (alinea 3) en concludeert (alinea 5) dat taalverandering goede stof is voor een volgende les aan de leerlingen. 

Slide 35 - Tekstslide

Lezen
De Brug Hoofd/bijzinnen, kernzinnen, tekstverbanden en signaalwoorden.
Opdrachten 1 en 2, vanaf blz 247

Klaar?
Leesvaardigheid H1 (huiswerk vandaag!)
Opdracht 4, blz 17-18, opdr 5, blz 18


Kijk vervolgens naar:
Stof voor de toets (bijbehorende opdrachten gemaakt?) 
Woordenschat Blz. 26-29 en blz 58-61
Spelling Blz. 36-39 en blz. 68-71
Woordjes A t/m D leren


timer
10:00

Slide 36 - Tekstslide

Hoe ging het zelfstandig werken?
Wat ging goed?
Kan er de volgende keer iets beter?

Slide 37 - Tekstslide

Wat gaan we de komende week doen?
Leesvaardigheid, boek lezen, woordjes


Wat moet de aankomende week mee? 
Methodeboek, schrift, pen, leesboek (lezen voor de lijst) en je mobiele telefoon 

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Link

Slide 41 - Tekstslide