12 - H3 nakijken Lezen en dictee

Les 12 - hoofdstuk 3

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 12 - hoofdstuk 3

Slide 1 - Tekstslide

In deze les:
  • Nakijken opdrachten Lezen (= opdr. 1, 2, 3 en 8)
  • Dictee (vervolg)

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken opdracht 1 (blz. 138)
Opdracht 1
1 a De lezer nieuwsgierig maken naar de tekst
 b – het onderwerp aankondigen;
  – een korte, grappig of bijzonder verhaaltje vertellen;
  – een of meer vragen stellen;
  – de aanleiding voor het schrijven van de tekst noemen.
2 In het middenstuk werkt de schrijver het onderwerp uit in verschillende deelonderwerpen.
.

Slide 3 - Tekstslide

Nakijken opdracht 1 (blz. 138)
Opdracht 1
3 De schrijver kan zijn tekst op de volgende manieren afsluiten:
 – een korte samenvatting van de tekst geven;
 – een conclusie van de tekst geven;
 – een advies geven.
4 a B middenstuk
 b De begrippen komen in de meeste alinea’s voor. In een alinea staat de belangrijkste mededeling over het deelonderwerp, dat is de kernzin oftewel de hoofdzaak. De andere zinnen geven een toelichting of voorbeeld bij de kernzin en zijn bijzaak.

Slide 4 - Tekstslide

Nakijken opdracht 2 (blz. 139)
Opdracht 2
1 a-d Eigen werk.
2 Eigen werk.
3 De aandacht van de lezer trekken. / De lezer nieuwsgierig maken.
4 De schrijver gebruikt twee manieren: vragen stellen en het onderwerp aankondigen.
5 ze verwijst naar insecten (regel 25)
 Dat verwijst naar ‘Bleven al die beestjes niet in zijn kiezen plakken?’ (regel 29)
 die verwijst naar de kakkerlakken (regel 31)
 ze verwijst naar de kakkerlakken (regel 31)
 ze verwijst naar ‘De poppen van de zijdevlinder’ (regel 37)

Slide 5 - Tekstslide

Nakijken opdracht 2 (blz. 139)
Opdracht 2
6 A niet waar. Hij was van plan zijn avondeten te verrijken met geleedpotigen. Dat betekent dat hij bij zijn gewone eten ook insecten zou eten, als extraatje. (regel 6-7)
 B niet waar. Dit is niet direct uit de tekst af te leiden. De insecten komen uit de vriezer. Na één nacht in de vriezer gaan ze in een soort winterslaap. (regel 18-20)
 C waar. Camren wil eerst zien dat een ander iets eet en zijn vriend Felipe at weleens kakkerlakken. (regel 33-34)
7 Zodra milieubewuste en gezonde types de insecten gaan eten, volgen ook andere mensen. Als de vraag naar de insecten groeit, dan zal de prijs dalen.
8 Zowel de kakkerlakken als de poppen van de zijdevlinder zagen er smerig uit.



Slide 6 - Tekstslide

Nakijken opdracht 2 (blz. 139)
Opdracht 2
9 Een tarantula is een soort spin.
10 a Ik eet niet zomaar iets. Ik kijk altijd hoe het eten eruitziet en of een ander het ook eet.
 b Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ja, want hij haalt de recepten voor de insecten uit boeken van insectenkoks. Hij bereidt zich dus wel goed voor. Hij eet pas iets als hij weet dat een ander het ook heeft gegeten.
  Nee, want hij eet wel alle insecten.
11 a Eigen antwoord.
 b Eigen antwoord. Heb je kort en duidelijk toegelicht of de tekst antwoord heeft gegeven op je vragen?




Slide 7 - Tekstslide

Nakijken opdracht 2 (blz. 139)
Opdracht 2
12 a Eigen antwoord. Heb je toegelicht waarom je een ander wel of niet zou aanraden de tekst te lezen?
 b Eigen antwoord. Heb je uitgelegd waarom je de tekst makkelijk of moeilijk vond?





Slide 8 - Tekstslide

Nakijken opdracht 3 (blz. 141)
Opdracht 3
6 Camren verwerkte 30 dagen lang insecten in zijn ontbijt, lunch en avondeten.
  Hij hoefde niet in de struiken op zoek naar kriebelbeestjes. Hij haalde recepten en adressen uit de boeken van insectenkoks. De insecten zijn duur. Dat is jammer, want insecten eten is goed voor het milieu en voor je gezondheid. Hij keek het meeste op tegen kakkerlakken eten en had niet verwacht dat hij dat zou doen. Camren vond de poppen van de zijdevlinder het viest en de meelwormburger het lekkerst. Na een maaltijd van insecten voelde hij zich lichter en minder sloom dan na het eten van vlees. Daarvan krijgt hij snel last van brandend maagzuur en van insecten niet.







Slide 9 - Tekstslide

Nakijken opdracht 3 (blz. 141)
Opdracht 3
4 a A en C zijn de hoofdzaken. De hoofdzaak van de alinea is wat Camren het viest en wat hij het lekkerste vond.
 B en D zijn bijzaken. Deze zinnen geven een toelichting bij A en bij C.
 b De poppen van de zijdevlinder waren het viest.
  Het lekkerste vond ik de meelwormburger, maar daar heb ik ook veel kruiden voor gebruikt.
5 a Op de eerste en tweede plaats.
 b Na een maaltijd met insecten voelde ik me lichter en minder sloom dan na een maaltijd met vlees, waarvan ik snel last van brandend maagzuur heb en bij insecten is dat niet zo.







Slide 10 - Tekstslide

Nakijken opdr. 8 (blz. 145-146)
Opdracht 8
1 hij verwijst naar ‘Een brandweerauto’ (regel 1)
 ze verwijst naar ‘Brandweerlieden’ (regel 6)
2 Dan kijkt hij hoe de brand in elkaar zit: waar de brandhaard is en welke kant het vuur opgaat.
3 a maar (regel 1)
 b Een brandweerauto is een indrukwekkend machine. = uitspraak
 maar hij kan niet zonder een goedgetrainde bemanning. = tegenstelling







Slide 11 - Tekstslide

Nakijken opdr. 8 (blz. 145-146)
Opdracht 8
4 a en, niet alleen … maar ook
 b Brandweerlieden moeten niet alleen leren om een brand ‘te lezen’
 en zo snel en veilig mogelijk te blussen
 maar ze worden ook getraind in verschillende vaardigheden.
5 a Voorbeelden
 b twee
 c het bieden van eerste hulp; het omgaan met gevaarlijke stoffen








Slide 12 - Tekstslide

Dictee (spelling opdr. 6)
Twee weken geleden hebben we van het dictee van hoofdstuk 3 de zinnen 1 t/m 5 gedaan. Zin 6 t/m 10 gaan we nu doen. 
Zorg dat je meeschrijft. Volgende week krijg je de antwoorden.

Net als in de les geldt:
schrijf niet heel de zin op maar de twee woorden per zin die extra genoemd worden.

Slide 13 - Tekstslide

Dictee hoofdstuk 3
Dictee H3 - zin 6
Dictee H3 - zin 7
Dictee H3 - zin 8
Dictee H3 - zin 9
Dictee H3 - zin 10

Slide 14 - Tekstslide