BS 4.4 Spieren

Het skelet bestaat uit botten. Botten zijn......
A
Dood weefsel
B
Levend weefsel
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Het skelet bestaat uit botten. Botten zijn......
A
Dood weefsel
B
Levend weefsel

Slide 1 - Quizvraag

Welk bot is het bot dat roodgekleurd is?
A
Ellepijp
B
Opperarmbeen
C
Dijbeen
D
Spaakbeen

Slide 2 - Quizvraag

zoutzuur verwijdert het kalk uit het bot. Het bot is dan ....?
A
breekbaar
B
buigzaam

Slide 3 - Quizvraag

Welke gewrichtsonderdelen gaan slijtage bij botbewegingen tegen?
A
kraakbeenlaagjes op gewrichtskom en gewrichtskogel en het door het gewrichtskapsel geproduceerde gewrichtssmeer
B
het door de kapselbanden en gewrichtskapsel geproduceerde gewrichtssmeer
C
kraakbeenlaagjes op gewrichtskom en gewrichtskogel en het door de kapselbanden geproduceerde gewrichtssmeer
D
het door het gewrichtskapsel geproduceerde gewrichtssmeer

Slide 4 - Quizvraag

Thema 4 Stevigheid en beweging
BS 4.4 Spieren

Slide 5 - Tekstslide

Terugblik
Wat hebben we de vorige les geleerd?
Maak de opdracht op biologiepagina op de volgende sheet door hierop te klikken 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Leerdoelen BS 4
Na deze les kan je het volgende:

 Je kunt de werking van spieren beschrijven.
Je kunt voorbeelden noemen van bewuste en onbewuste spierbewegingen.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Spierstelsel
Je spieren zitten vast aan je botten en maken beweging mogelijk en kan je rechtop staan omdat de spieren zich aanspannen.
Alle spieren samen noem je het spierstelsel.

Slide 10 - Tekstslide

Pezen
Met pezen zitten de spieren vast aan het bot. De plaats waar hij vastzit aan het bot heet aanhechtingsplaats

Doordat de spier samentrekt en ontspant hierdoor gaat het hielbeen omhoog en omlaag en kan je je voet neerzetten met lopen

Slide 11 - Tekstslide

Antagonisten
Je hebt spieren nodig om je arm te kunnen bewegen. Je moet je arm kunnen buigen en strekken. Probeer maar eens..
Buigen en strekken zijn het tegenovergestelde. 
Twee verschillende spieren zorgen voor het buigen en strekken van de arm. 

Biceps zorgen voor het buigen. En de triceps voor het strekken van de arm. 
Je ziet in het plaatje dat de biceps tijdens het buigen korter en dikker wordt en de triceps langer en dunner. Bij het strekken is dit precies andersom

Spieren die een tegengestelde werking hebben noemen we antagonisten.

Slide 12 - Tekstslide

Orgaanspieren
In je organen zitten ook spieren die bijvoorbeeld zorgen voor je vertering.
In je slokdarm, maag en darmen zitten kringspieren en lengtespieren die ervoor zorgen dat je voedsel wordt vervoerd. Dit noemen we een peristaltische beweging
Ook je hart is een spier een hele belangrijke als deze spier niet meer samentrekt ben je... ja dood.
In je huid zitten spiertjes die je haartjes omhoog zetten als je "kippenvel" hebt.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Aan de slag met het werk!
4.4 havo 1t/m 6 
vwo 1 t/m 3 + 5t/m 8 blz 33

Slide 15 - Tekstslide

Ben je klaar met je online opdrachten?
A
Ja, dan mag je de lesafsluiting maken
B
Nee, dan ga je de online opdrachten eerst afmaken

Slide 16 - Quizvraag