Formuleren en stijl hoofdstuk 3

Welkom bij Nederlands!
25 oktober 2018
  • Aan het einde van de les kun je de toon van je tekst afstemmen op het tekstdoel en publiek.

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
MBOStudiejaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
25 oktober 2018
  • Aan het einde van de les kun je de toon van je tekst afstemmen op het tekstdoel en publiek.

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Doel van de les
  • Formuleren en stijl H3
  • Aan de slag
  • Teurgblik op de les
  • Volgende week
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Doel van deze les
  • Aan het einde van de les kunt je de toon van de tekst afstemmen op het tekstdoel en het publiek.
  • Aan het einde van de les weet je hoe je duidelijk kunt formuleren.
  • Aan het einde van de les weet je hoe je aantrekkelijk kunt formuleren.

Slide 3 - Tekstslide

De juiste toon tijdens het schrijven
  • Wat is mijn belangrijkste tekstdoel?
  • Wie gaat mijn tekst lezen?
  • Wat weet mijn publiek en wat niet?
  • Wat vindt mijn publiek interessant?

Slide 4 - Tekstslide

Doel en publiek
  • Eén onderwerp heeft niet altijd zelfde doel en publiek.
  • Oriënterend lezen --> Tekstsoort, tekstvorm

Slide 5 - Tekstslide

De juiste toon
Welke toon past bij jouw lezers en schrijfdoel?
  • Woordkeuze - jongerentaal/schooltaal/zakelijke taal
  • Formeel of informeel
  • Direct of indirect
  • Ieder doel een eigen toon:
    Neutraal = informeren
    Persoonlijk = overtuigen
    Enthousiast = overhalen/activeren

Slide 6 - Tekstslide

Duidelijk formuleren
  • Wanneer er geen misverstanden ontstaan over de inhoud.
  • Hoe?:
    - Nauwkeurig
    - Begrijpelijk
    - Goede opmaak --> Witregels, tussenkopjes, signaalwoorden, spelling

Slide 7 - Tekstslide

Tip voor verduidelijking
1 - vervang moeilijke woorden
2 - vervang vaktermen
3 - maak de zin korter
4 - formuleer positief
5 - gebruik geen afkortingen

Slide 8 - Tekstslide

Aantrekkelijk formuleren
Zorg dat de tekst niet saai wordt.
  • Zet niet in iedere tekst het onderwerp voorop.
  • Gebruik verwijswoorden en synoniemen of korte omschrijvingen om herhaling te voorkomen.
  • Verbind twee korte zinnen met een voegwoord, maar maak de zin niet langer dan 20 woorden.

Slide 9 - Tekstslide

Aantrekkelijk formuleren
  • Spreek je lezer persoonlijk aan.
  • Laat met voorbeelden zien wat je bedoelt.

Slide 10 - Tekstslide

Opdrachten

Hoofdstuk 3 bladzijde 244 t/m 253


Maak de opdrachten,

kijk na wat je al af hebt.


Slide 11 - Tekstslide

Volgende les
Toets formuleren en stijl hoofdstuk 1, 2 en 3

Slide 12 - Tekstslide