2024-09-05 GM3 Grieks

Leerdoelen

  • Ik kan vormen van woorden uit de 2e en 3e decl. herkennen en benoemen.
  • Ik kan vormen van het pers. vnw. herkennen, benoemen en vertalen.
  • Ik kan T 11, r. 6-11 vertalen.

Weektaak

  • herhalen: W t/m les 4
  • leren: W les 12, 13 (incl. stampkaartjes aor.)(100%)
  • leren: znw (1e, 2e, 3e declinatie) (zie roze stencil)
  • leren: persoonlijk voornaamwoord (HB 122)
  • leren: functies alle naamvalen (HB 122)


    1 / 11
    volgende
    Slide 1: Tekstslide
    GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

    In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

    time-iconLesduur is: 45 min

    Onderdelen in deze les

    Leerdoelen

    • Ik kan vormen van woorden uit de 2e en 3e decl. herkennen en benoemen.
    • Ik kan vormen van het pers. vnw. herkennen, benoemen en vertalen.
    • Ik kan T 11, r. 6-11 vertalen.

    Weektaak

    • herhalen: W t/m les 4
    • leren: W les 12, 13 (incl. stampkaartjes aor.)(100%)
    • leren: znw (1e, 2e, 3e declinatie) (zie roze stencil)
    • leren: persoonlijk voornaamwoord (HB 122)
    • leren: functies alle naamvalen (HB 122)


      Slide 1 - Tekstslide

      Begintaak: woorden les 14

      ἆρα     ἐξαίφνης     ποτε
      αἱρέω     φέρω     πιστεύω (+?)
      ἔπιον (id)   ἤγαγον (id)
      οἱ μέν ... οἱ δέ ...     μετά (+?)(2)    δυο
      ὁ θάνατος     το ὕδωρ (gen.?)
      πάρειμι       φυλάττω (2)     βαίνω
      ἤνεγκον (<? aor. stam?)     εἷλον (id)
      θαυμάζω  πίνω    ἄγω

      Zeg het rijtje 
      op van:

      • παῖς
      • πρᾶγμα
      • (τὸ) πῦρ
      • (ἡ) γυνή

      Slide 2 - Tekstslide

      Noteer naamval, geslacht en getal (alle mogelijkheden)

      πράγματος        τέκνῳ     παῖδες     τέκνου

        ὁδούς        θεοῖς          πράγματι       παισίν

      τέκνα     πράγμασι     θεῶν    παῑδας     θεόν

         πράγματα     ὁδῷ     τέκνοις     παιδί     θεοί

      Slide 3 - Tekstslide

      NB: dit overzicht staat ook op het roze stencil

      Slide 4 - Tekstslide

      Noteer, twee aan twee, alles wat je weet over de pers. vnw.
      • Wat is de nom van ik / jij / wij / jullie?
      • Hoe gaan die rijtjes?
      • Hoe vertaal je 'ik' in de acc. of 'wij' in de dat. of 'jij' in de gen.?
      • Wat is de stam van het pers. vnw. 3e persoon?
      • Hoe gaan die rijtjes?

      Slide 5 - Tekstslide

      Slide 6 - Tekstslide

      Slide 7 - Tekstslide

         αὐτοῦ        σύ          ὑμῶν              αὐτήν     αὐτοῖς

      (ἐ)μοι        αὐτό           ἡμᾶς          σέ      ἐγώ         αὐτῇ

          ὑμεῖς      αὐτῶν     αὐτόν       σοι      αὐτούς        ἡμῶν

      σοῦ      ἡμῖν      αὐτῆς       ὑμᾶς     (ἐ)μου         αὐταῖς

      αὐτάς     (ἐ)με      αὐτά        αὐτῷ        ἡμεῑς     ὑμῖν


      Slide 8 - Tekstslide


      Pak je TB op blz 55 en je schrift.
      • We bespreken r. 6-11 (huiswerk)
      • Maak aantekeningen bij de bespreking.

      Slide 9 - Tekstslide

      Slide 10 - Tekstslide

      NB: je krijgt dit overzicht ook op schrift: plak het in je schrift!
      τοῖς

      Slide 11 - Tekstslide