Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
5. Elektriciteit in huis Beknopt
Elektriciteit is een vorm van energie
1
Heel veel van onze apparaten werken op elektriciteit
2
Al deze elektrische energie moet worden opgewekt
3
Voor het opwekken van elektrische energie is altijd een andere energiebron nodig
4
1 / 26
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Natuurkunde / Scheikunde
Middelbare school
vmbo b, g, t
Leerjaar 3
In deze les zitten
26 slides
, met
tekstslides
.
Lesduur is:
120 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Elektriciteit is een vorm van energie
1
Heel veel van onze apparaten werken op elektriciteit
2
Al deze elektrische energie moet worden opgewekt
3
Voor het opwekken van elektrische energie is altijd een andere energiebron nodig
4
Slide 1 - Tekstslide
Niet vernieuwbaar
Raakt dus op
Niet duurzaam
Vervuilend
Fossiele brandstoffen
Aardgas, aardolie en steenkool
CO2-uitstoot
Klimaatverandering
opwarming van de aarde
Kernenergie
Stralingsgevaar
"Oude" energie
1
2
Slide 2 - Tekstslide
"Nieuwe" energie
Vernieuwbaar
raakt nooit op
Duurzaam
Niet (minder) milieubelastend
zon
wind
water
aardwarmte
getijden
kernfusie
Slide 3 - Tekstslide
Elektriciteitverbruik
Elektrische apparaten verbruiken elektrische energie
Elektrische apparaten leveren andere energiesoorten
Elektrische apparaten zetten energie om
bv.
Een mixer zet elektrische energie om in beweging
Een waterkoker zet elektrische energie om in warmte
Een lamp zet elektrische energie om in licht
Een luidspreker zet elektrische energie om in geluid
etc.
Bij iedere energieomzetting gaat er energie "verloren"
Meestal in de vorm van warmte
energieomzettingen
veerenergie
Slide 4 - Tekstslide
Vermogen en energie
De hoeveelheid energie die een apparaat per seconde opneemt noemen we
vermogen
De hoeveelheid energie drukken we uit in Joule
Het vermogen drukken we uit in Watt
1 Watt = 1 joule per seconde
Een rekenvoorbeeld:
Een magnetron heeft een vermogen van 600 W
De magnetron staat 30 seconde aan om een klontje boter te laten smelten.
Hoeveel energie wordt er verbruikt?
Energie = vermogen x tijd
dus
Energie = 600 W x 30 s
dus
Energie = 1800 Ws = 1800 J
energie
vermogen
tijd
Slide 5 - Tekstslide
Meer vermogen en energie
Nog een rekenvoorbeeld
Een koelkast heeft een vermogen van 50W
de koelkast slaat gemiddeld per dag 12 uur aan
Hoeveel energie verbruikt de koelkast per jaar?
Energie = vermogen x tijd
de tijd is 365 dagen x 12 uur x 3600s = 15.768.000s
dus
Energie = 50W x 15.768.000 = 788.400.000 Joule
da's best veel en een onhandig getal:
Daarom doen we dit anders
E = P x t
dus
E = 0,05 kW en t = 365 x 12 = 4380 uur
E = 0,05 kW x 4380 h = 219 kWh
animatie
Slide 6 - Tekstslide
Nog meer vermogen en energie
In de natuurkunde zijn de S.I. eenheden voor
energie, vermogen en tijd:
Joule (J), Watt (W) en seconde (s)
In het dagelijks leven zijn andere eenheden "handiger":
kilowattuur (kWh) kilowatt (kW) en uur (h)
1 uur = 3600 seconden
1 kilowatt = 1000 Watt
1 kilowattuur = 3.600.000 Joule
Slide 7 - Tekstslide
De kosten van Elektrische energie
De prijs van een kWh is op dit moment ongeveer € 0,25
Terug naar ons rekenvoorbeeld?
Een koelkast heeft een vermogen van 50W
de koelkast slaat gemiddeld per dag 12 uur aan
Hoeveel energie verbruikt de koelkast per jaar?
E = P x t
dus
E = 0,2 kW en t = 365 x 12 = 4380 uur
E = 0,05 kW x 4380 h =
219 kWh
Totale kosten zijn dan:
219 x € 0,25 = € 54,75
.... en dat is alleen nog maar de koelkast.
Slide 8 - Tekstslide
Rendement
Energie is dus duur en het is daarom belangrijk het zo efficiënt mogelijk te gebruiken.
Hoe goed een apparaat dat doet geven we aan met het rendement
Ieder apparaat kan slecht een deel van de energie die erin gaat omzetten in de vorm die je wilt hebben
Ouderwetse gloeilampen zetten maar 5% van de energie die erin gaat om in licht
Gloeilampen zijn daarom tegenwoordig verboden.
Ook halogeenlampen zijn per
1 september 2018 verboden
Slide 9 - Tekstslide
Rekenen met rendement
het rendement is de verhouding tussen de energie die je ergens instopt en de
nuttige energie
die je daarvoor terug krijgt
Een auto met een verbrandingsmotor rijdt op benzine
de benzine bevat chemische energie
deze wordt in de motor omgezet in beweging en warmte
om de warmte heb je niet gevraagd, dat is dus geen nuttige energie
Stel:
er gaat 100.000 joule chemische energie in
je krijgt daarvoor 30.000 joule bewegingsenergie terug.
Wat is het rendement?
het rendement is de verhouding tussen de energie die je ergens instopt en de
nuttige energie
die je daarvoor terug krijgt
E
in,totaal
= 100.000 joule
E
uit,nuttig
= 30.000 joule
rendement = (30.000 : 100.000) x 100%
rendement = 30%
Slide 10 - Tekstslide
Spanning
Bouw van de materie
1
3
2
dus...
4
5
6
7
Slide 11 - Tekstslide
Spanningsbronnen
phet
dus..
Een spanningsbron "pompt" elektronen door een circuit
De hoogte van de spanning bepaalt hoeveel energie elk elektron meekrijgt
De spanning geven we aan in de eenheid
Volt
Slide 12 - Tekstslide
Spanningsbronnen (2)
Het stopcontact of lichtnet
Wisselspanning
230 V (in andere landen vaak 110 V)
Batterijen en accu's
Gelijkspanning
altijd 1,5 V of een veelvoud daarvan
Batterijen schakelen
Serie
Totale spanning is de optelsom
Parallel
Spanning blijft hetzelfde
Slide 13 - Tekstslide
Elektrische stroom
Als gevolg van een spanning kan
er een (elektronen-)stroom gaan lopen
Hiervoor is een gesloten circuit nodig
De spanningsbron geeft energie mee
aan de elektronen
(hoe groter de spanning, hoe meer energie)
De elektronen geven de energie onderweg
af aan bv een lamp
In de lamp wordt de elektrische energie
omgezet in stralings-energie (licht en warmte)
Slide 14 - Tekstslide
Geleiders en isolatoren
Een isolator is een stof waarin de elektronen niet kunnen stromen
1
Een geleider is een stof waarin de elektronen kunnen stromen
2
De elektronen "springen" als het ware van het ene atoom naar het andere
3
Slide 15 - Tekstslide
Stroomsterkte
De stroomsterkte is de hoeveelheid lading
die per seconde door de kring stroomt.
We meten de stroomsterkte in Ampère (A)
1 Ampère = 1 Coulomb per seconde
1 Coulomb = 6,3 x 10^19 elektonen
da's 63.000.000.000.000.000.000
da's best veel
De stroomsterkte wordt door 2 factoren bepaald.
De Spanning
Hoe groter de spanning, hoe groter de stroom
De weerstand
Hoe gemakkelijker de elektronen door de kring kunnen, hoe groter de stroom
P
hett
Slide 16 - Tekstslide
Meters aansluiten
Slide 17 - Tekstslide
Schakelsymbolen
Het is lastig om steeds lampjes, batterijen, koelkasten en elektromotoren te tekenen.
Daarom gebruiken we daarvoor symbolen
In dit plaatje de belangrijkste
In je BINAS staan er nog veel meer
Dat waren er wel heel erg veel
Gelukkig hoef je die niet allemaal uit je hoofd te kennen
Slide 18 - Tekstslide
Schakelschema's
teken met potlood de basis.
een mooie rechthoek
1
teken de batterij
2
teken het lampje
3
teken de schakelaar
4
nu alleen nog de aansluitdraden
5
Teken een batterij, een lamp en een schakelaar in serie
Slide 19 - Tekstslide
Iets lastiger
Teken een parallelschakeling van een weerstand en een lampje,
waarin de stroom door het lampje wordt gemeten
Begin weer met de basis
1
In de opdracht staat geen batterij, maar zonder spanning geen stroomkring dus ...
2
Teken de lamp en de weerstand in aparte stroomkringen
3
Teken de stroommeter in de kring van het lampje
4
en als laatste weer de draadjes.
5
Slide 20 - Tekstslide
Rekenen met spanning en stroom
Wet van Ohm (
phett
) (
edumedia
)
Ken je er twee dan kun je de derde uitrekenen
Door een weerstand van 100 Ohm loopt een stroom van 2,3 Ampère.
Hoe groot is de spanning?
Op een batterij van 12 V wordt een weerstand aangesloten van 8 kOhm.
Hoe groot wordt de stroom?
Jan meet een spanning van 24 V en een stroom van 6 mA.
Hoe groot is de weerstand?
Slide 21 - Tekstslide
Vervangingsweerstand 1
Hoe groot is de vervangingsweerstand van
R1 en R2 samen?
gegeven
U = 12 V en I = 3 A
gevraagd
Rv
uitwerking
U = I x R
R = U : I
R = 12 V : 3 A
Rv = 4 ohm
Hoe groot R1 en R2 afzonderlijk zijn weet je niet .
Slide 22 - Tekstslide
Vervangingsweerstand 2
Hoe groot is weerstand R2?
gegeven
U = 6 V, I = 3mA = 0,003A, R1 = 12 ohm
gevraagd
R2
uitwerking
Rv = R1 + R2
Rv = U : I
Rv = 6 : 0,003
Rv = 200 ohm
200 = R1 + R2
200 = 12 + R2
R2 = 200 - 12 = 188 ohm
Slide 23 - Tekstslide
Vervangingsweerstand 3
Hoe groot is de spanning van de batterij?
gegeven
R1 = 6 ohm, R2 = 12 ohm, I = 20 mA = 0,02 A
gevraagd
U
uitwerking
U = I x Rv
tussenvraag: hoe groot is Rv?
in parallelschakeling geldt:
1/Rv = 1/R1 + 1/R2
1/Rv = 1/6 + 1/12 = 2/12 + 1/12 = 3/12
dus
1/Rv = 3/12 dan Rv = 12/3 = 4 ohm
dus
U = 0,02 x 4 = 0,08V
batterij van niks! vervangen maar.
Slide 24 - Tekstslide
Elektriciteit handig ..
... maar
Een AA-batterijtje is niet gevaarlijk.
De spanning en het vermogen zijn gering
Anders wordt het met zwaardere batterijen en accu's
Slide 25 - Tekstslide
Oppassen dus ... en
veiligheidsmaatregelen nemen
Zorg ervoor dat de ontwikkelde warmte weg kan.
Als er teveel warmte wordt ontwikkeld of de warmte niet weg kan
Zorg ervoor dat de stroom niet te groot kan worden
Zorg ervoor dat de stroom niet te groot kan worden.
Verdeel daarvoor de stroom over meerdere groepen.
Aardlekschakelaar
Slide 26 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
e en m herhaling
December 2020
- Les met
23 slides
Natuurkunde / Scheikunde
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2
2.6 Energie en vermogen 1e les
Oktober 2024
- Les met
20 slides
Natuurkunde
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4
Herhalingsles
Januari 2021
- Les met
38 slides
Natuurkunde
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Elektriciteit herhaling
Maart 2022
- Les met
51 slides
Natuurkunde / Scheikunde
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2
Elektriciteit: spanning, stroomsterkte en vermogen
Augustus 2024
- Les met
46 slides
Natuurkunde / Scheikunde
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2,3
ELEKTRICITEIT
Februari 2022
- Les met
52 slides
Natuurkunde / Scheikunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
H1 Elektriciteit (herhaling H5 3GT)
23 dagen geleden
- Les met
15 slides
check voortgang elektriciteit
November 2021
- Les met
13 slides
Natuurkunde
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3