In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Verdachte is in zijn Citroën C4 bij het flatgebouw geweest en heeft daar het slachtoffer gesproken. Vanwege zijn aanwezigheid bij de flat, werd verdachte diezelfde avond aangehouden, op verdenking van moord dan wel doodslag. Waarom heeft de politie hem aangehouden?
A
Hij is schuldig aan moord
B
Hij is een getuigen
C
Hij is vermoedelijk schuldig
D
Hij mocht helemaal niet aangehouden worden
Slide 2 - Quizvraag
Wat is een tenlastelegging?
A
Waarvan een slachtoffer iemand beschuldigt
B
Waarvan het OM iemand beschuldigt
C
Waarvan de rechtbank iemand beschuldigt
D
Waarvan de politie iemand beschuldigt
Slide 3 - Quizvraag
De tenlastelegging luidt als volgt: "De verdenking komt erop neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de moord dan wel doodslag door op het slachtoffer, met een vuurwapen, in het lichaam te schieten."
Waar wordt deze verdachte van beschuldigt?
A
Moord of doodslag
B
Doodslag en vuurwapen bezit
C
Moord of mishandeling
D
Moord of vuurwapen bezit
Slide 4 - Quizvraag
Wat is een vonnis?
A
Een uitspraak van de rechtbank
B
Vrijspraak van een verdachte
C
Een hoofdstraf
D
Een bijkomende straf
Slide 5 - Quizvraag
Tijdens het delict waren er meerdere mensen aanwezig. In dit vonnis buigt de rechtbank zich over de vraag of verdachte de schutter was en of er sprake is van moord. Waarom wilt de rechtbank weten of de verdachte ook de schutter was?
A
Omdat hij dan het strafbare feit heeft gepleegd
B
Omdat hij dan medeplichtig is aan moord
C
Omdat hij aangehouden mag worden
D
Omdat hij dan recht heeft op vrijspraak
Slide 6 - Quizvraag
Welke drie vragen moet een rechter zichzelf stellen voordat hij de strafmaat opgeeft
Slide 7 - Open vraag
De rechtbank zegt het volgende: "Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit."
Wat zegt de rechtbank?
A
Er is geen bewijs dat de verdachte schuldig is
B
De verdachte is strafbaar
C
De verdachte wordt niet vervolgd
D
De verdachte gaat in hoger beroep
Slide 8 - Quizvraag
De rechtbank zegt: "Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht" Waarom moet bewezen worden dat het gaat om een strafbaar feit?
A
Zodat de rechter weet welke straf hij moet geven
B
Zodat de verdachte weet wat hij heeft gedaan.
C
Omdat iets pas strafbaar is als het in de wet staat
D
Omdat een verdachte dan een eerlijk proces heeft
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een strafmaat?
A
Welke straf een verdachte krijgt
B
Waar iemand verdacht van wordt
C
Welke sanctie een verdachte krijgt
D
De hoogte van de straf
Slide 10 - Quizvraag
De officier van justitie eist een straf van 15 jaar voor doodslag. De rechter legt een straf van 20 jaar voor moord op. Waarom is de strafmaat van de rechter hoger dan de eis?
A
De rechter is waarschijnlijk omgekocht.
B
Omdat moord zwaarder weegt dat doodslag
C
Omdat de rechter de verdachte niet mag
D
De advocaat van de verdachte vroeg hierom
Slide 11 - Quizvraag
Naast de gevangenisstraf moet de man de nabestaanden van het slachtoffer een schadevergoeding betalen van in totaal ruim 35.000 euro. Wat voor soort straf is dit?