V1 Leesvaardigheid 3 Overtuigen en beschouwen

Welkom V1AT



Leesvaardigheid 3
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom V1AT



Leesvaardigheid 3

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Huiswerkopdrachten bespreken
  3. Leerdoelencheck / leerwerkcheck Leesvaardigheid 2
  4. Leesvaardigheid 3 Overtuigen en beschouwen
  5. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide

Wat is filmtoerisme? (vraag 8a)

Slide 4 - Woordweb

Waarom is filmtoerisme zo belangrijk voor fans? (vraag 8b)

Slide 5 - Woordweb

Hoe heeft Waysdorf filmtoerisme onderzocht? (vraag 8c)

Slide 6 - Woordweb

Waarom is niet iedereen blij met filmtoerisme? (vraag 8d)

Slide 7 - Woordweb

Zie jij jezelf ooit aan filmtoerisme doen of heb je dat al gedaan? (vraag 8e)

Slide 8 - Woordweb

Waarom is de tekst 'Filmtoerisme' een informerende tekst? (vraag 9a)

Slide 9 - Woordweb

Was de informatie voor jou helemaal nieuw of wist je er al iets vanaf? (vraag 9b)
A
Helemaal nieuw
B
Ik wist er al iets vanaf

Slide 10 - Quizvraag

Omschrijf in je eigen woorden wat 'informatie' eigenlijk is. (vraag 9c)

Slide 11 - Woordweb

Noem twee voorbeelden van informerende teksten.

Slide 12 - Woordweb

Wat is het doel van een informerende tekst?
A
de lezer informatie geven
B
de lezer iets 'leren'
C
de lezer feiten geven
D
de lezer iets leuks laten lezen

Slide 13 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Een informerende tekst is objectief en bevat weinig feiten.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Is dit een
informerende
tekst?
A
ja, want de tekst 'leert ' je iets
B
ja, want de tekst geeft informatie
C
nee, want er zit heel duidelijk een mening in
D
nee, want de tekst bevat geen feiten

Slide 15 - Quizvraag

Wat zou je weghalen uit deze tekst om ervoor te zorgen dat het tekstdoel alleen informeren is?






Slide 16 - Woordweb

Leesvaardigheid 3: Overtuigen en beschouwen
Doel: Je leert wat overtuigende en beschouwende teksten zijn en welke doelen een schrijver hiermee heeft. 

Dus we leren deze les nog twee tekstdoelen en tekstsoorten naast het tekstdoel informeren en de tekstsoort informerende tekst. 

Slide 17 - Tekstslide

Weet je al wat overtuigen is? Wanneer overtuig je?

Slide 18 - Woordweb

Overtuigen
In een overtuigende tekst staat de mening van de schrijver centraal.

De schrijver wil de lezer overtuigen van zijn gelijk. 

Dit doet de schrijver met argumenten (redenen). 

Voorbeelden: recensie, ingezonden brief, column

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Weet je al wat beschouwen is? Wanneer beschouw je?

Slide 21 - Woordweb

Beschouwen
Met een beschouwende of opiniërende tekst zorgt de schrijver ervoor dat de lezer zelf een mening kan vormen over het onderwerp.

De schrijver kan voor- en nadelen geven of verschillende meningen van deskundigen. 

Voorbeelden: sommige krantenartikelen en tijdschriftartikelen

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Het uur U. Waarom we nu moeten ingrijpen om het milieu te redden.
A
beschouwend
B
overtuigend

Slide 24 - Quizvraag

Lekker laten uitslapen! Hoe nieuwe inzichten in het puberbrein de lesroosters zouden moeten beïnvloeden.
A
beschouwend
B
overtuigend

Slide 25 - Quizvraag

Huiswerk maken: overschat of broodnodig?
A
beschouwend
B
overtuigend

Slide 26 - Quizvraag

Leraar: een beroep met vele gezichten.
A
beschouwend
B
overtuigend

Slide 27 - Quizvraag

Daarom duurzaam.
A
beschouwend
B
overtuigend

Slide 28 - Quizvraag

IJsberenarlarm! De zin en onzin van klimaatverandering.
A
beschouwend
B
overtuigend

Slide 29 - Quizvraag

Opdrachten maken
  • Maak opdracht 4 op pagina 15 van je boek. 
  • Je krijgt voor het maken van deze opdrachten 15 minuten de tijd, daarna bespreken we de antwoorden. 
  • Je mag zachtjes overleggen met je buur. 
  • Klaar? Ga nog even in je leesboek lezen.
timer
15:00

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 4 nakijken
a De vragensteller vindt dat haar dochter van 19 gewoon moet meebetalen aan het huishouden.
b De vragensteller ondersteunt haar mening met drie argumenten: (1) haar dochter is een werkende medebewoner, (2) het bedrag dat ze vraagt is veel lager dan de huur bij een ander en (3) haar dochter kan het bedrag makkelijk betalen van haar loon.
c De dochter vindt het belachelijk dat ze moet meebetalen aan het huishouden.
d De dochter ondersteunt haar mening met twee argumenten: (1) niemand van haar vrienden hoeft iets te betalen en (2) haar moeder moet het gewoon fijn vinden dat ze bij haar wil wonen.
e De tekst is beschouwend. De schrijver beschrijft namelijk twee verschillende meningen: haar eigen mening en die van haar dochter. Hierdoor heeft de lezer de mogelijkheid om zelf een mening te vormen over het onderwerp. De schrijver maakt dit zelfs expliciet met de vraag ‘wat vindt u?’.

Slide 31 - Tekstslide

Waar of niet waar?
Bij een beschouwende tekst mag de lezer zelf een mening vormen.
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Wat is het doel?
Nexit, goed idee of niet?
A
informeren
B
beschouwen
C
overtuigen

Slide 33 - Quizvraag

Wat is het doel?
Dit is waarom sociale media een slechte invloed op jongeren heeft.
A
informeren
B
beschouwen
C
overtuigen

Slide 34 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een informerende en een overtuigende tekst?
A
Bij een informerende tekst komt de mening van de schrijver minder naar voren dan bij een overtuigende tekst.
B
In een informerende tekst heb je alleen feiten, bij een overtuigende tekst alleen meningen.
C
Een informerende tekst is helemaal objectief en een overtuigende tekst helemaal niet.

Slide 35 - Quizvraag

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: woensdag 7 september
  • Huiswerk: maken opdr. 6 en 7 (p. 17) + leren p. 10 en 14
  • Meenemen: leesboek, boek, pen, schrift en LAPTOP
  • Programma: leesvaardigheid 4

Slide 36 - Tekstslide