In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Als de timer is afgelopen heb je...
Leer- en opdrachtenboek op tafel
Telefoon in je tas of telefoontas
timer
3:00
Slide 1 - Tekstslide
Deze les: véél herhalingsopdrachten
Actieve inzet = tweede deel van de les filmfragment met groepsopdrachten
Slide 2 - Tekstslide
Pak je Chromebook. Ga via cloudwise naar de applicatie ''LessonUp''
Vul de code die op het bord staat in.
Slide 3 - Tekstslide
H1: wereldbeeld
Slide 4 - Tekstslide
Waar draait het om bij wereldbeeld?
Je kijkt naar economie, demografie en cultuur en bestudeert de spreidingspatronen op deze terreinen. Je kunt verbanden leggen tussen de spreidingspatronen en kunt deze verklaren.
Of wel hoe.....hoe.....zinnen
Slide 5 - Tekstslide
Hoe rijker een land, hoe meer mensen werken in de dienstensector
Hoe armer het land, hoe meer mensen werken in de landbouwsector
Slide 6 - Tekstslide
Welvaart
Welzijn
BBP/hoofd
Beroepsbevolking
Levensverwachting
Alfabetiseringsgraad
Koopkracht
Slide 7 - Sleepvraag
Leg het verband tussen welzijn en welvaart uit
Slide 8 - Open vraag
Waarom is het BBP/hoofd niet altijd een goede graadmeter?
Slide 9 - Open vraag
Problemen bij het meten van de welvaart:
1. Niet overal is het geld evenveel waard
2. De informele sector wordt niet mee gerekend
3. Het bbp/hoofd is een gemiddelde - socialeongelijkheid niet te zien.
4. Er zijn geen regionale verschillen te zien
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Leg deze bron uit!
Slide 12 - Open vraag
Het BBP/hoofd van Vietnam is 2500 dollars. Waarom is dit in werkelijkheid hoger?
Slide 13 - Open vraag
Economie en demografie
Verschil in welvaart heeft ook invloed op demografische kenmerken.
Rijke landen hebben lage sterftecijfers en geboortecijfers
Arme landen hebben ook steeds vaker lagere sterftecijfers, maar de geboortecijfers blijven vaak hoog.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Hoe heet de grafiek?
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Video
00:14
Over welk boom wordt gesproken?
Slide 18 - Open vraag
01:11
Waarop kun je het zien aankomen? Het is een model/grafiek!
Slide 19 - Open vraag
01:26
Wat is de tegenhanger van grijze druk/vergrijzing?
Slide 20 - Open vraag
Waarom hebben arme landen vaak een hoog geboortecijfer?
demografische reden: Jonge bevolking
onderwijs: wanneer de onderwijsgraad laag is bij vrouwen zijn er meer geboortes
religie
cultuur
gezondheidssituatie: hogere kindersterfte, zorgt voor meer geboortes
Armoede: Lagere welvaart, meer geboortes. Bij een stijgende welvaart zie je een daling in geboortes.
Slide 21 - Tekstslide
Welke drie soorten migranten kun je noemen?
Slide 22 - Open vraag
Bevolkingsspreiding en migratie
Slide 23 - Tekstslide
De natuurlijke mogelijkheden. Dichtbevolkt valt vaak samen met een geschikt (liefst gematigd) klimaat, vruchtbare bodems en de beschikbaarheid van water.
De ligging. Gebieden die gunstig liggen ten opzichte van de economische kerngebieden in de wereld of daar goed mee zijn verbonden, zijn dichter bevolkt dan perifeer gelegen ontoegankelijke streken
Het koloniale verleden. In vrijwel alle ooit gekoloniseerde gebieden concentreert de bevolking zich in de kustgebieden.
Slide 24 - Tekstslide
Waar is de verstedelijkingsgraad het hoogst?
A
Centrum
B
Periferie
C
Semi-periferie
D
Arme landen
Slide 25 - Quizvraag
Hoe zit dat dan met de verstedelijkingstempo? Waar is dit het hoogst?
A
Centrum
B
Semi-periferie
C
Periferie
Slide 26 - Quizvraag
Cultuurelementen kun je indelen. Welke drie hoofdgroepen zijn er?
Slide 27 - Open vraag
H2: wereldbeeld
Slide 28 - Tekstslide
In het Middellandse Zeegebied is de intensiteit van de neerslag hoog. Wat wordt hiermee bedoeld?
A
Dat de neerslag alleen in de winter valt
B
Dat de neerslag vaak in korte, heftige buien valt
C
Dat de neerslag vaak in de vorm van hagel valt.
D
Dat de hoeveelheid neerslag van jaar tot jaar sterk kan verschillen.
Slide 29 - Quizvraag
In het Middellandse Zeegebied is de variabiliteit van de neerslag hoog. Wat wordt hiermee bedoeld?
A
Dat de neerslag alleen in de winter valt
B
Dat de neerslag vaak in korte, heftige buien valt
C
Dat de neerslag vaak in de vorm van hagel valt.
D
Dat de hoeveelheid neerslag van jaar tot jaar sterk kan verschillen.
Slide 30 - Quizvraag
Welke uitspraak over zeestromen is juist?
A
Een warme zeestroom stroomt van een gebied op hoge breedte naar een gebied op lage breedte.
B
Een koude zeestroom bestaat uit opwellend diepzeewater.
C
Een warme zeestroom stroomt vanuit een relatief warm gebied naar een kouder gebied.
D
Koude zeestromen komen alleen voor rondom Antarctica.
Slide 31 - Quizvraag
Waarom zijn bodems in de tropen meestal niet zo vruchtbaar?
A
De bodems zijn erg jong en daarom nog nauwelijks ontwikkeld.
B
De afbraak van bodemdeeltjes en voedingsstoffen gaat erg snel.
C
De bodems worden te intensief gebruikt door de mens.
D
De bodems worden heel extensief gebruikt door de mens.
Slide 32 - Quizvraag
Van welk begrip is verwoestijning een voorbeeld?
A
klimaatverandering
B
ontbossing
C
verzilting
D
landdegradatie
Slide 33 - Quizvraag
Door het corioliseffect krijgt de wind een afwijking. Op welk halfrond is deze afwijking naar links?
A
Noordelijk Halfrond
B
Zuidelijk Halfrond
Slide 34 - Quizvraag
Een leraar gebruikt bijgaande afbeelding om een begrip uit te leggen. Om welk begrip gaat het hier?
A
Variabiliteit van de neerslag
B
Uitspoeling voedingsstoffen
C
Waterbalans
D
Intensiteit van de neerslag
Slide 35 - Quizvraag
Je kent drie soorten regens. Welke soort regen ontstaat doordat lucht tegen een berg waait en wordt gedwongen te stijgen?
A
Stuwingsregen
B
Frontale regens
C
Stijgingsregen
Slide 36 - Quizvraag
De letter A geeft een lagedrukgebied weer
A
Juist
B
Onjuist
Slide 37 - Quizvraag
De letter B geeft een hoge drukgebied weer
A
Juist
B
Onjuist
Slide 38 - Quizvraag
Pas de twee regels van de Wet van Buys Ballot toe. Welke wind waait er in de situatie van bron 4?
A
noordenwind
B
oostenwind
C
westenwind
D
zuidenwind
Slide 39 - Quizvraag
Bij cijfer 4 vind je gebieden die met langdurige droogte te maken hebben.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 40 - Quizvraag
Welke stelling(en) is / zijn juist? 1. Bij cijfer 2 ligt de ITCZ. 2. Bij cijfer 5 waait een noordwestpassaat. 3. Cijfer 3 is een lagedrukgebied
A
Stelling 1 en 2 zijn juist
B
Stelling 2 en 3 zijn juist
C
Stelling 1 en 3 zijn juist
D
Stelling 1, 2 en 3 zijn juist
Slide 41 - Quizvraag
Je hebt de namen van zes landschapszones en bijbehorende plantengroei geleerd. Welke combinatie van landschapszone en plantengroei is juist?
A
Naaldbossen =
Boreale zone
B
Savanne en regenwouden = Aride zone
C
Loofbossen =
Subtropische zone
D
Grassen en struiken =
Tropische zone
Slide 42 - Quizvraag
Bekijk de bron. Op de foto zie je een voorbeeld van landdegradatie, namelijk:
A
Versnelde bodemerosie
B
Verwoestijning
C
Verzilting
Slide 43 - Quizvraag
Bekijk de bron. Wat is de verklarende factor voor het verschil in landschap tussen het noorden van het Middellands zeegebied en het zuiden?
A
Grondgebruik van de mens
B
Neerslag
C
de Sahara
D
Duurzaam landgebruik
Slide 44 - Quizvraag
Bekijk de bron. Versnelde bodemerosie door afstromend water wordt veroorzaakt door (2 antwoorden juist):