2.7 grammatica 1/2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

Welkom 1B!

Start de LessonUp op!

We gaan aan de slag met 2.7

Zit je telefoon in de tas?

Welk cijfer geef je je vakantie?

010

houd ik mijn mond.

steek ik mijn hand op.

met respect en aardig.

Als een ander praat...

Als ik iets wil zeggen...

Ik behandel andere mensen...

Afspraken

Ik behandel anderen met respect (en dus aardig).

Als ik iets wil zeggen, steek ik mijn hand op. 

Als een ander praat, houd ik mijn mond.

Dit ga je leren

Ik wijs het lidwoord aan in een zin

Ik wijs het zelfstandig naamwoord aan in een zin

Ik wijs werkwoorden aan in een zin

In welke zin staat een lidwoord?

1. Daar staat één huis.
2. Daar staat een huis.
3. Het huis staat daar.
4. Dat is mijn huis.

Me

Di

Pla

Di

medipladi

Hoe kun je controleren of iets een zelfstandig naamwoord is? 

Er zijn drie manieren...

1

2

3

Manier 1

Voor een zelfstandig naamwoord, past een lidwoord

de fiets

het meisje

een ijsje

Wat is geen zelfstandig naamwoord?

1. Gevoel
2. Lopen
3. Kip
4. Boom

Manier 2

Zet het woord in enkelvoud of meervoud. 

één fiets                            twee fietsen 

Welk woord is een zelfstandig naamwoord?

1. Wandelen
2. Mooi
3. Schoon
4. Schroef

Manier 3

Je kunt er een verkleinwoord van maken

Tafel - tafeltje 

Werkwoorden

Je hoort het al: het woordje 'werk'  zit er in. 

Een werkwoord is een doe-woord.

Je kunt  voor een werkwoord 'ik' of 'wij' zetten

Ik loop

WIj fietsen

Samenvattend

Lidwoorden (LW) - De, Het, Een

Zelfstandig Naamwoorden (ZN): MeDiPlaDi

 

Werkwoorden (WW): Doe-Woorden

Hoeveel lidwoorden heeft de volgende zin:
De jongen kust het meisje.

1. 1
2. 2
3. 3
4. geen

Een oude man steekt de straat over.

Hoeveel ZN heeft deze zin?

1. 1
2. 2
3. 3
4. geen

Jantje fietst altijd heel hard door de straat.
Wat is het werkwoord in deze zin?

1. Jantje
2. straat
3. fietst
4. geen WW

Aan de slag

10 minuten zonder overleg en vragen, in stilte.

Daarna met overleg en vragen.

Aan de slag!

Maak opdracht

Klaar?

Aan de slag!

Maak 

2.7 opdracht 1, 2, 4 t/m 10

Afmaken en inhalen:

Iedereen: Test jezelf 2.5 en 2.3

Kader 2.5 -  4, 5, 6, 9, 10, 11, 12, 15, 16 

GL 2.5 - Opdracht 3 t/m 7, 9, 10, 13 t/m 14 

LW: de, het, een

ZN: medipladi

WW: doe-woord